ECLI:NL:RBZWB:2024:9129

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
10882284 MB VERZ 24-42
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet staande houden door verbalisant

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring op de Akkerstraat te Breda op 13 april 2022. De gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, heeft beroep ingesteld nadat de officier van justitie het beroep ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting was de betrokkene zelf niet aanwezig, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig, bijgestaan door mr. J. Piet.

De kern van de zaak was de vraag of de verbalisant terecht had afgezien van staandehouding. De verbalisant verklaarde dat hij dit deed in verband met de verkeersveiligheid, omdat hij te voet was en de auto van de betrokkene niet kon stilzetten op een drukke weg. De gemachtigde betwistte deze verklaring en stelde dat de verbalisant in strijd met de wet had gehandeld door geen staandehouding uit te voeren. De kantonrechter oordeelde dat de verbalisant de betrokkene had moeten staande houden, aangezien de gedraging duidelijk was en de boete ten onrechte aan de kentekenhouder was opgelegd.

De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en de opgelegde boete. Tevens werd de officier van justitie opgedragen het betaalde bedrag van € 159,- aan de betrokkene terug te betalen, en werd een proceskostenvergoeding van € 1.187,- toegewezen aan de betrokkene. Deze uitspraak werd gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10882284 \ MB VERZ 24-42
CJIB-nummer : 9062 5422 4884 7877
uitspraakdatum : 16 oktober 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 16 oktober 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen, maar gemachtigde is wel ter zitting verschenen. Namens gemachtigde was mr. J. Piet aanwezig. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: handelen in strijd met een geslotenverklaring (bord C2 van het RVV 1990. Eenrichtingsverkeer) op de Akkerstraat te Breda op 13 april 2022 om 17:01 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat het onduidelijk is waarom er ten tijde van de constatering geen reële mogelijkheid was om over te gaan tot staandehouding. De verbalisant heeft in het aanvullend proces-verbaal de volgende verklaring afgelegd: ‘
Op genoemde datum en tijdstip was ik in de Akkerstraat in verband met controle op de geslotenverklaring bord C2. Ik heb geen staandehouding uitgevoerd. Dit in verband met de verkeersveiligheid. Gelet op moment van constatering was ik te voet. Ik had de auto dan stil moeten zetten op een drukke weg. Ik zou daardoor de weg ophouden, waardoor ander verkeer hier last van zou ondervinden.’. Uit het zaakoverzicht volgt dat de verbalisant enkel heeft afgezien van staandehouding vanwege ‘statische controle’. Gemachtigde stelt dat die verklaring onvoldoende is en verwijst hiervoor naar een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Voorts verzoekt gemachtigde om een proceskostenvergoeding toe te wijzen, te betalen op de rekening van de gemachtigde.
Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd dat hij het onduidelijk vindt dat de verbalisant verklaart te voet te zijn, maar eerst zijn auto moest stil zetten om over te gaan tot een staandehouding. Gemachtigde stelt dat de verklaring tegenstrijdig is en twijfelt ook aan de bevoegdheid van de verbalisant. Ook benoemt hij dat de redelijke termijn is overschreden. Het verzoek om een proceskostenvergoeding te betalen op de rekening van de gemachtigde is ingetrokken.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Zij is van mening dat uit de verklaring van de verbalisant blijkt dat hij ten tijde van het constateren van de gedraging te voet was, maar dat hij de auto van betrokkene stil moest zetten op een drukke weg en dat hij daar geen reële mogelijkheid voor zag. Volgens de zittingsvertegenwoordiger is de pleeglocatie geen drukke weg, maar betreft het een klein straatje. De verbalisant was ten tijde van de constatering met een grote controle bezig en heeft op de pleegdatum meerdere beschikkingen uitgeschreven voor dezelfde gedraging. Aangezien de verbalisant heeft nagelaten om betrokkene staande te houden, krijgt betrokkene het voordeel van de twijfel van de zittingsvertegenwoordiger.

Overwegingen

Inhoudelijk
Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een boete kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de boete aan de kentekenhouder worden opgelegd.
Volgens het aanvullend proces-verbaal heeft de verbalisant afgezien van staandehouding in verband met de verkeersveiligheid. De verbalisant was op het moment van de constatering te voet. Hij had de auto dan stil moeten zetten op een drukke weg. Hierdoor zou hij de weg ophouden, waardoor ander verkeer hier last van zou hebben.
Naar het oordeel van de kantonrechter is dit geen gegronde reden om van staandehouding af te zien, los van de vraag of de verbalisant bevoegd was. De kantonrechter is van mening dat de verbalisant in het belang van de verkeersveiligheid betrokkene juist staande had moeten houden op het moment dat hij betrokkene de geslotenverklaring in zag rijden - tegen het verkeer in. De boete is dan ook ten onrechte opgelegd aan de kentekenhouder. Het beroep is daarom gegrond.
De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskostenvergoeding
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 624,- = € 312,00
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- = € 437,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- =
€ 437,50
totaal € 1.187,00

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 159,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 1.187,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: