Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. N.G.A. Voorbach, had een boete ontvangen voor het niet afsluiten van de vereiste verzekering voor een bromfiets. De gedraging werd vastgesteld door de RDW op 19 juli 2022. De gemachtigde voerde aan dat de betrokkene, die onder curatele staat, niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de verzekering omdat de scooter defect was en hij zich niet bewust was van de noodzaak tot verzekering. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging vaststond, maar dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Hierdoor werd de boete met 25% gematigd. De kantonrechter verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond en wijzigde de beslissing van de officier van justitie, waardoor de boete werd verlaagd tot € 277,50 plus administratiekosten. Tevens werd de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die in totaal € 875,- bedroegen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de bewindvoerder in het geval van curatele en de noodzaak om voertuigen tijdig te verzekeren of te schorsen.