ECLI:NL:RBZWB:2024:9130

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
10855023 MB VERZ 23-735
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. N.G.A. Voorbach, had een boete ontvangen voor het niet afsluiten van de vereiste verzekering voor een bromfiets. De gedraging werd vastgesteld door de RDW op 19 juli 2022. De gemachtigde voerde aan dat de betrokkene, die onder curatele staat, niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de verzekering omdat de scooter defect was en hij zich niet bewust was van de noodzaak tot verzekering. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging vaststond, maar dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Hierdoor werd de boete met 25% gematigd. De kantonrechter verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond en wijzigde de beslissing van de officier van justitie, waardoor de boete werd verlaagd tot € 277,50 plus administratiekosten. Tevens werd de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die in totaal € 875,- bedroegen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de bewindvoerder in het geval van curatele en de noodzaak om voertuigen tijdig te verzekeren of te schorsen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10855023 \ MB VERZ 23-735
CJIB-nummer : 2062 5422 5203 3452
uitspraakdatum : 16 oktober 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 16 oktober 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen, maar gemachtigde is wel ter zitting verschenen. Namens gemachtigde was mr. J. Piet aanwezig. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: voor een bromfiets niet de vereiste verzekering afsluiten en in stand houden, geconstateerd door het RDW Veendam, op 19 juli 2022 om 17:03 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Gemachtigde stelt dat er geen schorsingsbewijs was, maar dat de scooter defect was op het moment dat betrokkene de scooter kreeg. Doordat de scooter defect (accu en startknop kapot) en niet bruikbaar was, was hij zich er niet van bewust dat het voertuig geschorst of verzekerd diende te worden. Nadat de scooter was verzekerd is deze gerepareerd. Betrokkene staat onder curatele van zijn moeder, maar de post over de verzekering is naar hemzelf gestuurd. Er is geen onwil in het spel, maar er is sprake van handelingsonbekwaamheid.
Betrokkene heeft volgens gemachtigde aannemelijk gemaakt dat hij niet (ernstig) verwijtbaar dan wel nalatig heeft gehandeld. De scooter is ook niet op de openbare weg geweest. Om dat te onderbouwen zijn er getuigenverklaringen toegevoegd aan het beroepschrift. De gedraging staat vast, omdat het voertuig op de genoemde datum inderdaad niet verzekerd was, maar gemachtigde stelt dat betrokkene aannemelijk heeft gemaakt dat hem niet veel valt te verwijten. Gemachtigde verzoekt de boete te matigen naar nihil en een proceskostenvergoeding toe te wijzen, te betalen op de rekening van de gemachtigde.
Ter zitting heeft gemachtigde benoemd van wie de getuigenverklaringen afkomstig waren en de eerder genoemde standpunten herhaald. Het verzoek om een proceskostenvergoeding te betalen op de rekening van de gemachtigde is ingetrokken.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep inhoudelijk ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Zij heeft ter zitting aanvullende RDW-gegevens van het betreffende voertuig overhandigd. Uit de aanvullende stukken blijkt dat het voertuig vanaf 4 november 2020 tot en met 8 juni 2022 was verzekerd. Betrokkene staat vanaf 2013 al onder curatele, dus ook in de periode dat het voertuig was verzekerd. De curator is verantwoordelijk voor de verzekering of een eventuele schorsing. Dat de post naar betrokkene zelf is gestuurd, maakt niet dat de curator niet meer verantwoordelijk was voor het betreffende voertuig. Aangezien er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn verzoekt de zittingsvertegenwoordiger de boete te matigen met 25%.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de gegevens van het RDW - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De kantonrechter stelt vast dat de bromfiets ten tijde van de constatering onverzekerd was. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat gemachtigde heeft aangevoerd geen aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat betrokkene, of in dit geval de bewindvoerder, ervoor moet zorgen dat een voertuig tijdig wordt verzekerd of geschorst. De verzekering was in het begin wel goed geregeld aangezien het betreffende voertuig vanaf 4 november 2020 tot en met 8 juni 2022 was verzekerd. Dat die verzekering nadien is beëindigd is de verantwoordelijkheid van de bewindvoerder en kan toegerekend worden aan betrokkene. De kantonrechter ziet geen reden om betrokkene niet verantwoordelijk te achten.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 8 september 2022 en is de redelijke termijn dus met meer dan één maand overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskostenvergoeding
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter.
De proceskostenvergoeding is als volgt berekend:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- = € 437,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- =
€ 437,50
totaal € 875,00

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 277,50 plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 92,50 dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: