Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
€ 1.343,00
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren van een voertuig op een verboden plek, zoals aangegeven door bord E1, op de Burggang te Middelburg op 11 maart 2023. De gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, heeft beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de zittingsvertegenwoordiger, mr. I.M.E. van der Meijden, aanwezig, maar de betrokkene zelf was niet verschenen. De gemachtigde voerde aan dat de boete niet redelijk was, omdat er geen H1-bord op de rijroute van de betrokkene stond. Ter onderbouwing werd een foto van de rijroute via Google Maps overlegd.
De zittingsvertegenwoordiger heeft de bebording gecontroleerd en bevestigd dat deze aanwezig was, maar kon niet vaststellen of de bebording op de pleegdatum aanwezig was, gezien de herinrichting van het centrum van Middelburg twee jaar geleden. De kantonrechter oordeelde dat niet was komen vast te staan dat de gedraging had plaatsgevonden, en verklaarde het beroep gegrond. De boete werd vernietigd en de officier van justitie werd opgedragen het betaalde bedrag van € 119,- aan de betrokkene terug te betalen. Tevens werd een proceskostenvergoeding van € 671,50 toegekend aan de betrokkene, waarbij rekening werd gehouden met samenhangende zaken.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke bebording en de noodzaak voor de autoriteiten om te kunnen aantonen dat verkeersborden op het moment van de overtreding aanwezig waren. De beslissing is definitief, aangezien er geen hoger beroep mogelijk is.