In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen twee administratieve sancties (boetes) die aan betrokkene waren opgelegd. De boetes waren opgelegd voor het rijden op het trottoir en andere niet-rijbaan gebieden in Oosterhout op 6 december 2022 en 10 januari 2023. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boetes beroep ingesteld bij de officier van justitie, die de beroepen ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 4 november 2024 was de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen. De kantonrechter heeft de zaak inhoudelijk behandeld en vastgesteld dat de boetes waren opgelegd op basis van gedragingen die door een camerasysteem waren geconstateerd. Echter, in het dossier ontbraken de noodzakelijke foto’s die moesten aantonen dat betrokkene de gedragingen had begaan. De kantonrechter oordeelde dat de gemeente niet aan de voorwaarden voor digitale handhaving had voldaan, wat leidde tot de conclusie dat de boetes ten onrechte waren opgelegd.
De kantonrechter heeft het beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissingen van de officier van justitie en de beschikkingen waarbij de boetes waren opgelegd vernietigd. Tevens werd de zekerheidstelling voor het beroep op nihil gesteld, omdat betrokkene had aangevoerd deze niet te kunnen betalen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep.