Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Verloop van de procedure
Standpunten
Tot slot verzoekt gemachtigde om een proceskostenvergoeding.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, een B.V., had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het parkeren op een parkeerplaats voor vergunninghouders zonder de vereiste vergunning. De gedraging vond plaats op 19 oktober 2022 om 20:14 uur op de Chassésingel te Breda. De gemachtigde van de betrokkene, mr. M. Lagas van Appjection B.V., heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie die het beroep ongegrond verklaarde.
Tijdens de zitting op 4 november 2024 was de betrokkene en zijn gemachtigde niet aanwezig. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, heeft de stelling van de betrokkene betwist en aangevoerd dat er voldoende bebording aanwezig was die aangaf dat het om vergunninghoudersparkeerplaatsen ging. De kantonrechter heeft de verklaring van de verbalisant als voldoende bewijs beschouwd dat de gedraging daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bebording ten tijde van de gedraging aanwezig was en dat de betrokkene het bord moet zijn gepasseerd om te kunnen parkeren.
De kantonrechter heeft de argumenten van de betrokkene verworpen en geoordeeld dat de boete terecht was opgelegd. Het beroep is ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding is afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.