ECLI:NL:RBZWB:2024:9155

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
10959629 MB VERZ 24-217
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens parkeren zonder vergunning op vergunninghoudersplaats

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, een B.V., had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het parkeren op een parkeerplaats voor vergunninghouders zonder de vereiste vergunning. De gedraging vond plaats op 19 oktober 2022 om 20:14 uur op de Chassésingel te Breda. De gemachtigde van de betrokkene, mr. M. Lagas van Appjection B.V., heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie die het beroep ongegrond verklaarde.

Tijdens de zitting op 4 november 2024 was de betrokkene en zijn gemachtigde niet aanwezig. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, heeft de stelling van de betrokkene betwist en aangevoerd dat er voldoende bebording aanwezig was die aangaf dat het om vergunninghoudersparkeerplaatsen ging. De kantonrechter heeft de verklaring van de verbalisant als voldoende bewijs beschouwd dat de gedraging daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bebording ten tijde van de gedraging aanwezig was en dat de betrokkene het bord moet zijn gepasseerd om te kunnen parkeren.

De kantonrechter heeft de argumenten van de betrokkene verworpen en geoordeeld dat de boete terecht was opgelegd. Het beroep is ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding is afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10959629 \ MB VERZ 24-217
CJIB-nummer : 0062 5422 5353 4620
uitspraakdatum : 4 november 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] B.V.
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. M. Lagas (Appjection B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 november 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: parkeren op parkeerplaats vergunninghouders (bord E9) zonder vergunning voor dat voertuig op de Chassésingel te Breda op 19 oktober 2022 om 20:14 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene stelt dat er geen verbodsbord aanwezig was op de pleeglocatie. Gemachtigde voert aan dat de verbalisant een foto van de bebording in augustus heeft toegevoegd en dat de gedraging in oktober is begaan. Op Google Maps is te zien dat er bij het binnen rijden van de straat geen bebording is waaruit blijkt dat de parkeerplekken enkel zijn bestemd voor vergunninghouders en verwijst hiervoor naar een foto die hij heeft toegevoegd aan het beroepschrift. Voorts was de bebording niet voldoende duidelijk.
Tot slot verzoekt gemachtigde om een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De zittingsvertegenwoordiger stelt dat er meerdere borden voor de pleeglocatie staan die aangeven dat het vergunninghoudersparkeerplekken zijn, zo ook op de Chassésingel. De verbalisant heeft aangetoond dat het betreffende bord begin augustus aanwezig was op de pleegplaats en dat dit bord op meerdere plekken staat. Betrokkene moet het bord zijn gepasseerd om zijn voertuig te parkeren. De zittingsvertegenwoordiger stelt dat dit voldoende onderbouwing is dat het bord ten tijde van de gedraging aanwezig was.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Bij incidentele controles wordt er volgens vaste rechtspraak van uitgegaan dat de verbalisant voorafgaand aan de controle de aanwezigheid van bebording controleert. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om daar in dit geval anders over te denken en verwerpt de stelling van betrokkene dat deugdelijke bebording ontbrak. Gelet op de foto van de verbalisant was het betreffende bord in augustus 2022 aanwezig. Aan de hand van de foto van de gedraging kan de kantonrechter vaststellen dat er ten tijde van de gedraging een bord op de hoek staat van de straat waarin betrokkene zijn voertuig heeft geparkeerd, vrijwel direct achter het bord. De kantonrechter ziet dan ook geen reden om te twijfelen dat het bedoelde bord, dat helder en duidelijk is, in oktober aanwezig was. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Gelet hierop is er geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: