Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] N.V.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, een N.V., had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het verkeerd parkeren van een voertuig op de Bastionstraat in Breda op 2 oktober 2022. De gemachtigde van de betrokkene, mr. M. Lagas van Appjection B.V., stelde dat de boete ten onrechte was opgelegd, omdat de straat waar de betrokkene woont afgesloten was en er geen waarschuwing was gegeven door de gemeente. De betrokkene had zijn auto geparkeerd tussen andere voertuigen en was in de veronderstelling dat dit toegestaan was.
De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarna de zaak voor de kantonrechter kwam. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, verdedigde de beslissing van de officier van justitie. De kantonrechter oordeelde dat uit de stukken, met name een foto in het dossier, voldoende bleek dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden. Het voertuig blokkeerde het trottoir volledig, wat hinder veroorzaakte voor andere weggebruikers.
De kantonrechter concludeerde dat de verbalisant de discretionaire bevoegdheid had om de opgelegde feitcode te kiezen en dat de boete terecht was opgelegd. Er was geen aanleiding om de boete te matigen, en het beroep werd ongegrond verklaard. Tevens werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. M. Breeman, bijgestaan door griffier X.L.C.M. van Sprundel.