In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die was opgelegd aan [betrokkene] B.V. De boete was opgelegd wegens het parkeren buiten een parkeervak op het dr. Struyckenplein te Breda op 4 maart 2023. De gemachtigde van betrokkene, mr. M. Lagas van Appjection B.V., had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 4 november 2024 was de gemachtigde niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig om de zaak te bepleiten.
De gemachtigde voerde aan dat de op de zaak betrekking hebbende stukken niet door het CVOM waren verstrekt, wat volgens hem een schending van de informatieplicht inhield. Daarnaast stelde hij dat betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord, wat een schending van de hoorplicht betekende. De zittingsvertegenwoordiger erkende de schending van de hoorplicht, maar stelde dat dit geen gevolgen moest hebben voor de beslissing, gezien de mogelijkheid voor een extra schriftelijke ronde die was geboden.
De kantonrechter oordeelde dat de schending van de hoorplicht in strijd was met de wet en leidde tot de vernietiging van de beslissing van de officier van justitie. De kantonrechter was van mening dat de boete terecht was opgelegd, omdat er voldoende bewijs was dat de gedraging had plaatsgevonden. De kantonrechter wees het verzoek om proceskostenvergoeding af en verklaarde het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Breeman, bijgestaan door griffier X.L.C.M. van Sprundel, en was openbaar uitgesproken op 4 november 2024.