ECLI:NL:RBZWB:2024:916

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
RK 23-027242
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding ex artikel 530 Sv aan verzoeker na beëindiging van strafzaak zonder veroordeling

Op 8 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan in een verzoekschrift op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, geboren in 1992, had een verzoek ingediend voor schadevergoeding ten laste van de Staat, na een strafzaak die was geëindigd zonder veroordeling. De rechtbank heeft de verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. R.W. van Voorst Vader, gehoord, evenals de officier van justitie mr. R.S. Jacobs. De verzoeker was niet verschenen bij de behandeling in raadkamer.

De rechtbank overwoog dat, gezien de omstandigheden van de zaak, er gronden van billijkheid aanwezig waren om het verzoek tot schadevergoeding toe te kennen. De rechtbank heeft de verschillende kostenposten beoordeeld, waaronder gederfde inkomsten, reiskosten en kosten voor rechtsbijstand. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker recht had op een totale schadevergoeding van € 3.160,52, bestaande uit € 131,75 voor gederfde inkomsten, € 23,75 voor reiskosten, € 2.325,02 voor rechtsbijstand en € 680,00 als forfaitaire vergoeding voor de kosten van het verzoekschrift.

De beslissing is genomen door mr. J.C. Gillesse, in aanwezigheid van griffier I.L. Bruijnooge, en is uitgesproken tijdens de openbare zitting. Tegen deze beslissing staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen en voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen binnen een maand na betekening hoger beroep open bij het gerechtshof.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
parketnummer : 96-046866-23
raadkamernummer : 23-027242
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. R.W. van Voorst Vader advocaat te Hulst, (Havenfort 2, 4561 GD Hulst),
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv ten laste van de Staat voor een bedrag van € 131,75, zijnde gederfde inkomsten, € 23,75 zijnde reiskosten en € 2.325,02, zijnde de kosten voor rechtsbijstand, te vermeerderen met € 680,00 zijnde de kosten met betrekking tot het opstellen, indienen en het behandelen van het verzoekschrift in raadkamer;
  • het vonnis van de politierechter te Zeeland-West-Brabant d.d. 13 oktober 2023;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 25 januari 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. R.S. Jacobs en de gemachtigd raadsman mr. R.W. van Voorst Vader advocaat te Hulst gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen doch niet bij de behandeling in raadkamer verschenen.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het verzoek geheel kan worden toegewezen.
De raadsman persisteert bij hetgeen gevorderd wordt in het verzoekschrift.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij of zij heeft geleden.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank is van oordeel dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn om het verzoek tot schadevergoeding toe te kennen.
Het verzochte bedrag aan gederfde inkomsten ter grootte van
€ 131,75is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Het verzochte bedrag aan reiskosten ter grootte van
€ 23,75is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Het verzochte bedrag aan rechtsbijstand ter grootte van
€ 2.325,02is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van € 3.160,52 bestaande uit: € 131,75 gederfde inkomsten;
€ 23,75 reiskosten;
€ 2.325,02 kosten rechtsbijstand;
€ 680,00 forfaitaire vergoeding.
De rechtbank bepaalt dat een bedrag van
€ 3.160,52zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] , ten name van Derdenrekening De Rechter Advocaten onder vermelding van “ [kenmerk] ”.
Deze beslissing is op 8 februari 2024 gegeven door mr. J.C. Gillesse rechter, in tegenwoordigheid van I.L. Bruijnooge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 februari 2024.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen daarna en voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen binnen een maand na de betekening hoger beroep open bij het gerechtshof.