ECLI:NL:RBZWB:2024:9160

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
11048615 MB VERZ 24-451
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens doorrijden bij rood verkeerslicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het negeren van een rood verkeerslicht op de Koeieweide te Breda op 30 november 2022. De gemachtigde van de betrokkene had beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 4 november 2024 is de zaak behandeld, waarbij de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, namens de officier van justitie aanwezig was. De betrokkene en haar gemachtigde waren niet verschenen. De kantonrechter heeft de gedraging beoordeeld en vastgesteld dat de boete terecht was opgelegd. De betrokkene had aangevoerd dat zij door oranje was gereden en dat er geen gevaarlijke situatie was ontstaan, maar de kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisanten voldoende bewijs bood voor de gedraging.

De kantonrechter heeft ook de schending van de hoorplicht door de officier van justitie erkend, maar oordeelde dat dit geen gevolgen had voor de beslissing, aangezien de boete inhoudelijk terecht was. Het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie werd gegrond verklaard, maar het beroep tegen de inleidende beschikking bleef ongegrond. De kantonrechter wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat de inleidende boetebeschikking in stand bleef.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 11048615 \ MB VERZ 24-451
CJIB-nummer : 1062 5422 5418 7267
uitspraakdatum : 4 november 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 november 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: doorgaan bij een driekleurig verkeerslicht (stoplicht) dat op rood staat op de Koeieweide te Breda op 30 november 2022 om 19:46 uur.
Betrokkene heeft in haar beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene stelt dat zij door oranje is gereden en dat de agent aan de andere zijde van het kruispunt stond. Betrokkene voert aan dat er niemand op de weg was en zij dus geen gevaarlijke situatie heeft veroorzaakt.
Op 31 juli 2023 heeft gemachtigde een (aanvullend) beroepschrift ingediend waarin hij aanvoert dat de verbalisanten geen rechtstreeks zicht hadden op het licht van betrokkene en dat de gedraging niet kan worden vastgesteld.
Gemachtigde stelt dat er sprake is van schending van de hoorplicht aangezien de officier van justitie betrokkene niet in de gelegenheid heeft gesteld om gehoord te worden. Voorts verzoekt gemachtigde een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het klopt dat de agenten geen rechtstreeks zicht hadden, maar in het aanvullend proces-verbaal hebben zij verklaard op welke manier de gedraging is waargenomen. De verbalisanten hebben de betreffende verkeersinstallatie gecontroleerd. Het betreft een directe overgang, zonder tussenpozen, zodra rechts rood heeft krijgt rechtdoor meteen groen. Zodoende is hier geen sprake van conflicterende verkeerslichten en is duidelijk dat betrokkene rood licht heeft gehad. De gedraging kan worden vastgesteld, ondanks dat de verbalisanten niet direct zicht hadden op het verkeerslicht waar betrokkene doorheen reed.
De zittingsvertegenwoordiger erkent de schending van de hoorplicht, maar stelt dat hier geen gevolgen aan hoeven te worden verbonden, gezien de extra schriftelijke ronde.

Overwegingen

Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, via een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft de gemachtigde en betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep. Dat aan de gemachtigde de mogelijkheid is geboden van een extra schriftelijke ronde, in plaats van een (telefonische) hoorzitting, maakt dat niet anders.
Het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep is om die reden gegrond.
Inhoudelijk
De kantonrechter zal vervolgens de inleidende beschikking inhoudelijk beoordelen.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisanten - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisanten. Ondanks dat de verbalisanten geen direct zicht hadden op het verkeerslicht waar betrokkene doorheen reed, kan de gedraging worden vastgesteld. Uit het aanvullend proces-verbaal blijkt dat de werking van de verkeerslichten is gecontroleerd. Uit die controle blijkt dat het een directe overgang, zonder tussenpozen, betreft. Daaruit volgt dat toen de verbalisanten groen licht hadden, betrokkene rood licht heeft gehad. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Of er al dan niet sprake was van een gevaarlijke situatie is niet relevant voor het opleggen van deze boete.
Het beroep wordt daarom inhoudelijk ongegrond verklaard en de inleidende beschikking houdt dus stand.
De kantonrechter ziet in de schending van de hoorplicht geen aanleiding om de boete te matigen met 25%, zoals de gemachtigde heeft verzocht. Het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden waar de gemachtigde naar verwijst (ECLI:NL:GHARL:2022:9934) ziet uitsluitend op betrokkenen die zonder gemachtigde procederen. De kantonrechter ziet evenals het hof (ECLI:NL:GHARL:2023:6930) geen aanleiding om een dergelijke korting ook toe te passen bij professionele gemachtigden.
Het beroep tegen de inleidende beschikking is dan ook ongegrond.
Nu de inleidende boetebeschikking in stand blijft, is er geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond;
  • wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: