ECLI:NL:RBZWB:2024:9166

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
10930298 MB VERZ 24-149
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene, een B.V., was opgelegd. De boete was opgelegd wegens het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op de Houtmarkt in Breda op 27 juli 2022. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De gemachtigde van betrokkene, mr. M. Lagas, voerde aan dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden, waaronder het feit dat betrokkene recentelijk vanuit het buitenland naar Breda was verhuisd en geen waarschuwingsborden in het Engels had gezien. Daarnaast werd er een beroep gedaan op het ne bis in idem beginsel, omdat betrokkene meerdere boetes had ontvangen zonder op de hoogte te zijn van de eerste.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10930298 \ MB VERZ 24-149
CJIB-nummer : 1062 5422 5145 5609
uitspraakdatum : 4 november 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] B.V.
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. M. Lagas (Appjection B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 november 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: handelen in strijd met een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen: bord C12 op de Houtmarkt (richting Karnemelkstraat) te Breda op 27 juli 2022 om 19:21 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. De betrokken leaserijder stelt vanuit een ander land te zijn verhuisd naar Breda. Zij volgde haar navigatie en is hierdoor drie keer (met twee verschillende auto’s) door de geslotenverklaring gereden (22-07, 27-07 en 11-08). Zij voert aan dat er geen waarschuwingsbord in het Engels staat. Gemachtigde benoemt ook dat betrokkene meerdere malen is beboet, terwijl zij nog niet op de hoogte was van haar eerste boete. Volgens gemachtigde is dit in strijd met het ne bis in idem beginsel. Gemachtigde verwijst naar een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2022:7566) waaruit blijkt dat er per week maximaal één beschikking per kenteken mag worden geconstateerd.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Volgens de zittingsvertegenwoordiger zijn er drie verschillende boetes aan betrokkene opgelegd, maar heeft betrokkene in die andere zaken geen beroep ingesteld. Op 11 augustus 2022 is voor dezelfde gedraging – die met hetzelfde kenteken is begaan – opnieuw een boete aan betrokkene opgelegd. Betrokkene heeft geen kennis kunnen nemen van de eerste boete voordat de tweede boete is opgelegd. De tweede boete, gereden op 11 augustus 2022, is in strijd met het “Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden, versie augustus 2018” (hierna: het Beleidskader) en dus ten onrechte opgelegd. Aangezien betrokkene tegen die boete geen beroep heeft ingesteld, verzoekt de zittingsvertegenwoordiger deze boete te matigen naar nihil.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Dit wordt feitelijk ook niet betwist. Het is geen vereiste om Engelse verkeersborden te plaatsen langs de wegen in Nederland. Ook voor mensen die geen Nederlands kennen moet de (fluorescerende) bebording duidelijk zijn. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. De kantonrechter is het met de zittingsvertegenwoordiger eens dat de later opgelegde boete voor een zelfde overtreding op 11 augustus 2022 ten onrechte is opgelegd omdat die in strijd is met het Beleidskader. Aangezien betrokkene tegen de tweede boetebeschikking geen beroep heeft ingesteld, ziet de kantonrechter aanleiding om de eerste boete te matigen tot nihil.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskostenvergoeding
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 624,- = € 312,00
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- =
€ 437,50
totaal € 749,50

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot nihil;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 109,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 749,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: