Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om een proceskostenvergoeding af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. I.N.D.J. Rissema, had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Kapelle Rijksweg A58 op 15 december 2022. De officier van justitie had het beroep tegen de boete ongegrond verklaard, waarna de gemachtigde in beroep ging bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 14 november 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. I.M.E. van der Meijden, was wel aanwezig. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging, zoals beschreven in het proces-verbaal, voldoende was onderbouwd. De betrokkene had verklaard dat zij haar telefoon gebruikte voor navigatie, maar de kantonrechter oordeelde dat dit niet voldoende was om de boete te matigen of te vernietigen.
De gemachtigde had verzocht om aanvullende stukken en een proceskostenvergoeding, maar de kantonrechter oordeelde dat de gemachtigde niet tijdig aanvullende gronden had ingediend. Gezien de bewijsstukken in het dossier, waaronder de verklaring van de verbalisant, concludeerde de kantonrechter dat de boete terecht was opgelegd. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar gedaan en de betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.