Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, die niet op de zitting aanwezig was, had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet dragen van een goedgekeurde helm terwijl hij op een bromfiets reed op de Buitenruststraat te Middelburg op 18 maart 2023. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard.
Tijdens de zitting heeft de zittingsvertegenwoordiger, mr. I.M.E. van der Meijden, de kantonrechter verzocht het beroep ongegrond te verklaren. De betrokkene voerde aan dat hij de gedraging niet had verricht en dat hij op dat moment niet op de scooter zat, maar op weg was naar de Jumbo. Hij gaf aan dat hij als student moeite had om de boete te betalen en dat hij pas recent was verhuisd.
De kantonrechter heeft de verklaring van de verbalisant in het dossier als voldoende bewijs beschouwd voor de vaststelling van de gedraging. De kantonrechter oordeelde dat de betrokkene geen specifieke feiten of omstandigheden had aangevoerd die aanleiding gaven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en dat er geen reden was om de boete te matigen.
Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en de uitspraak werd gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, bijgestaan door griffier X.L.C.M. van Sprundel. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.