ECLI:NL:RBZWB:2024:9170

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
10984976 \ MB VERZ 24-187
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete ongegrond verklaard na vaststelling gedraging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, die niet op de zitting aanwezig was, had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet dragen van een goedgekeurde helm terwijl hij op een bromfiets reed op de Buitenruststraat te Middelburg op 18 maart 2023. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard.

Tijdens de zitting heeft de zittingsvertegenwoordiger, mr. I.M.E. van der Meijden, de kantonrechter verzocht het beroep ongegrond te verklaren. De betrokkene voerde aan dat hij de gedraging niet had verricht en dat hij op dat moment niet op de scooter zat, maar op weg was naar de Jumbo. Hij gaf aan dat hij als student moeite had om de boete te betalen en dat hij pas recent was verhuisd.

De kantonrechter heeft de verklaring van de verbalisant in het dossier als voldoende bewijs beschouwd voor de vaststelling van de gedraging. De kantonrechter oordeelde dat de betrokkene geen specifieke feiten of omstandigheden had aangevoerd die aanleiding gaven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en dat er geen reden was om de boete te matigen.

Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en de uitspraak werd gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, bijgestaan door griffier X.L.C.M. van Sprundel. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer : 10984976 \ MB VERZ 24-187
CJIB-nummer : 0062 5422 5652 0929
uitspraakdatum : 14 november 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 14 november 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: bestuurder of passagier bromfiets draagt geen goedgekeurde, goedpassende / deugdelijk bevestigde helm op de Buitenruststraat te Middelburg op 18 maart 2023 om 11:41 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene stelt een student te zijn die het momenteel geen boete van boven de € 100,- kan betalen. Betrokkene stelt pas verhuisd te zijn en probeert aan het einde van de maand een klein bedrag over te houden. Betrokkene stelt staande te zijn gehouden terwijl hij niet op de scooter zat, maar op het moment dat hij vanuit zijn werk richting de Jumbo liep. Ook stelt betrokkene dat de verbalisant er snel vandoor moest en hierdoor hem via de voicemail op de hoogte van de beschikking heeft gebracht.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Uit het zaakoverzicht blijkt dat de verbalisant betrokkene heeft staande gehouden en zijn rijbewijs heeft genoteerd. Hieruit blijkt dat betrokkene via de juiste manier is beboet en is zijn verhaal niet aannemelijk.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Uit het zaakoverzicht blijkt dat de verbalisant betrokkene heeft staande gehouden en zijn rijbewijs heeft genoteerd. De kantonrechter is van oordeel dat hieruit blijkt dat betrokkene via de juiste manier is beboet. Het verhaal van betrokken is niet aannemelijk geworden. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

Beslissing

De kantonrechter verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: