Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 4 kilometer per uur te hard binnen de bebouwde kom op de Schroeweg in Middelburg op 20 augustus 2023. De betrokkene heeft beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 14 november 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar werd de zaak vertegenwoordigd door een gemachtigde. De officier van justitie was vertegenwoordigd door mr. I.M.E. van der Meijden.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de betrokkene in zijn beroepschrift aanvoert dat het voertuig ten tijde van de gedraging was verhuurd. De zittingsvertegenwoordiger heeft echter aangevoerd dat de betrokkene geen geldig huurcontract heeft overgelegd, wat noodzakelijk is om de boete te kunnen aanvechten. De kantonrechter heeft de relevante artikelen van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) in overweging genomen, die bepalen dat de boete aan de kentekenhouder wordt opgelegd, tenzij de kentekenhouder kan aantonen dat hij niet verantwoordelijk was voor de gedraging.
De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de betrokkene onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn stelling te onderbouwen dat het voertuig verhuurd was. Hierdoor kon de kantonrechter niet vaststellen dat de uitzondering op de boete van toepassing was. De kantonrechter heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de boete terecht aan de betrokkene is opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep tegen deze beslissing.