Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 5 kilometer per uur harder dan toegestaan binnen de bebouwde kom op de N661 Nieuwe Vlissingseweg te Vlissingen op 28 augustus 2023. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 14 november 2024 is de zaak behandeld, waarbij de betrokkene en zijn gemachtigde niet aanwezig waren. De officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. I.M.E. van der Meijden.
De betrokkene voerde aan dat het voertuig ten tijde van de gedraging was verhuurd, maar heeft nagelaten een geldig huurcontract te overleggen. De kantonrechter overwoog dat op grond van artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) de boete aan de kentekenhouder wordt opgelegd, tenzij de kentekenhouder kan aantonen dat hij niet verantwoordelijk was voor de gedraging. De kantonrechter concludeerde dat de betrokkene onvoldoende bewijs had geleverd om de uitzondering voor bedrijfsmatige verhuur te onderbouwen. Hierdoor werd vastgesteld dat de boete terecht aan de betrokkene was opgelegd.
De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de opgelegde boete blijft staan. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk. De uitspraak werd gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, bijgestaan door griffier X.L.C.M. van Sprundel.