Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 4 kilometer per uur te hard binnen de bebouwde kom op de Schroeweg in Middelburg op 20 augustus 2023. De gemachtigde van de betrokkene had beroep ingesteld bij de officier van justitie, maar deze verklaarde het beroep niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. De kantonrechter heeft de zaak behandeld, waarbij de betrokkene en de gemachtigde niet aanwezig waren. De officier van justitie was vertegenwoordigd door mr. I.M.E. van der Meijden.
De kantonrechter overwoog dat de termijn voor het indienen van beroep bij de officier van justitie, zoals bepaald in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht, zes weken bedraagt. Deze termijn was in dit geval verstreken, aangezien het beroepschrift pas op 29 augustus 2023 was ontvangen, terwijl de termijn op 13 april 2023 eindigde. De kantonrechter oordeelde dat de betrokkene niet aannemelijk had gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding konden rechtvaardigen. Hierdoor was het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond.
De kantonrechter heeft de beslissing genomen dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de boete blijft staan. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, bijgestaan door griffier X.L.C.M. van Sprundel.