ECLI:NL:RBZWB:2024:918

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
RK 23-025151 en 23-025150
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding op grond van artikel 530 en 533 Sv na beëindiging van de strafzaak zonder veroordeling

Op 8 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan in de zaken RK 23-025151 en RK 23-025150. De rechtbank heeft de verzoeken op grond van artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) beoordeeld. De verzoeker, geboren in 1985, had verzocht om schadevergoeding ten laste van de Staat voor kosten van rechtsbijstand en schade door ondergane inverzekeringstelling. Tijdens de zitting op 25 januari 2024 waren de officier van justitie, mr. R.S. Jacobs, en de gemachtigd raadsman, mr. M.C.J. Heinen, aanwezig. De verzoeker was niet verschenen.

De officier van justitie stelde dat het verzoek gedeeltelijk kon worden toegewezen, terwijl de raadsman een aanpassing van het verzoek om schadevergoeding vroeg. De rechtbank overwoog dat de zaak was geëindigd zonder veroordeling en dat de rechtbank bevoegd was om het verzoek in behandeling te nemen. Op basis van artikel 533 Sv kan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd, een schadevergoeding krijgen voor ondergane verzekering of voorlopige hechtenis. De rechtbank oordeelde dat de gevraagde vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand en de forfaitaire vergoeding voor de dagen in verzekeringstelling billijk waren.

De rechtbank heeft de verzoeken toegewezen en een totaalbedrag van € 1.288,17 vastgesteld, bestaande uit € 260,00 voor de schadevergoeding wegens ondergane inverzekeringstelling, € 348,17 voor de kosten van rechtsbijstand en € 680,00 voor de kosten van de behandeling in raadkamer. De beslissing is genomen door mr. J.C. Gillesse en is op 8 februari 2024 uitgesproken. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
parketnummer : 02-197308-23
raadkamernummer : 23-025151 en 23-025150
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op de verzoeken op grond van artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. H.A. van der Hout advocaat te Roosendaal, (Bovendonk 11A, 4707 ZH Roosendaal),
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 260,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
  • het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
  • het sepot d.d. 8 augustus 2023;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoekster op 7 augustus 2023 in verzekering is gesteld en op 8 augustus 2023 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 25 januari 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. R.S. Jacobs en de gemachtigd raadsman mr. M.C.J. Heinen advocaat te Roosendaal gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen doch niet bij de behandeling in raadkamer verschenen.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het verzoek gedeeltelijk kan worden toegewezen. De officier van justitie persisteert bij hetgeen in de schriftelijke conclusie van het openbaar ministerie daaromtrent is aangedragen.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat het verzoek om schadevergoeding moet worden aangepast. De kosten voor rechtsbijstand dienen met een bedrag van € 52,00 gematigd te worden. De raadsman verzoekt een bedrag van € 348,17 voor de kosten van rechtsbijstand.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoekster heeft
2 dagen in verzekeringdoorgebracht. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 260,00.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 348,17is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en de behandeling in raadskamer van de verzoekschriften wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 260,00;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 1.028,17, bestaande uit: € 348,17 voor de kosten van rechtsbijstand;
€ 680,00 forfaitaire vergoeding.
bepaalt dat een bedrag van
€ 1.288,17zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Van de Luijtgaarden advocaten BV , onder vermelding van “ [dossiernummer] ”
Deze beslissing is op 8 februari 2024 gegeven door mr. J.C. Gillesse rechter, in tegenwoordigheid van I.L. Bruijnooge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 februari 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).