In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure betreffende levensonderhoud. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. I.P.M.J. Nelemans, verzoekt om de door hem te betalen bijdrage voor het levensonderhoud van de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M.M. Minkels, met ingang van 1 januari 2023 vast te stellen op nihil. De vrouw verzoekt voorwaardelijk om de bijdrage te verhogen naar € 1.497,= per maand, met een aanpassing naar € 1.183,= per maand tijdens de mondelinge behandeling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen van 2010 tot 2019 gehuwd zijn geweest en dat de man eerder een bijdrage van € 643,= per maand moest betalen, die met wettelijke indexering is verhoogd naar € 697,82. De man stelt dat er relevante wijzigingen in de omstandigheden zijn, waaronder een hoger inkomen van de vrouw en zijn eigen verminderde draagkracht door gezondheidsproblemen en stijgende hypothecaire lasten. De vrouw betwist deze wijzigingen en stelt dat haar inkomen nagenoeg gelijk is gebleven en dat de man zijn inkomsten uit kamerverhuur niet heeft gestaakt om medische redenen.
De rechtbank oordeelt dat de door de man aangevoerde wijzigingen niet als rechtens relevant kunnen worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat de man niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen en dat de eerdere beslissingen van het gerechtshof nog steeds van toepassing zijn. Het verzoek van de man wordt afgewezen, en de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.