ECLI:NL:RBZWB:2024:9196

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
11002050 \ MB VERZ 24-309
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens parkeren in verboden zone

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. M. Lagas van Appjection B.V., had een boete ontvangen voor het parkeren van een voertuig op een plek waar dat niet was toegestaan, namelijk in een parkeerverbodszone op de Keizerstraat in Breda op 7 april 2023. De betrokkene stelde dat hij bezig was met het laden en lossen van spullen, omdat het appartement net was opgeleverd, en dat het onduidelijk was of parkeergeld verschuldigd was. Hij voerde aan dat er slechts twee tot vijf minuten tussen de laad- en losactiviteiten zat en dat de verbalisant deze activiteiten had moeten waarnemen binnen de pardontijd van tien minuten.

De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarna de zaak voor de kantonrechter kwam. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig. De kantonrechter oordeelde dat uit de verklaring van de verbalisant voldoende bleek dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, daadwerkelijk had plaatsgevonden. De kantonrechter concludeerde dat de betrokkene op een plek stond waar hij niet mocht parkeren en dat er geen reden was om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter stelde vast dat de betrokkene niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van laden en lossen, zoals gedefinieerd in de rechtspraak.

Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 11002050 \ MB VERZ 24-309
CJIB-nummer : 0062 5422 5707 2347
uitspraakdatum : 3 december 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] B.V.
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. M. Lagas (Appjection B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 3 december 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: een voertuig parkeren waar dat niet mag (bord E1, parkeerverbod(szone)) op de Keizerstraat ter hoogte van [huisnummer]) te Breda op 7 april 2023 om 22:02 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene stelt op de betreffende avond spullen en meubels aan het laden en lossen te zijn geweest aangezien het appartement net was opgeleverd. Het was volgens betrokkene onduidelijk of parkeergeld verschuldigd was en of laden en lossen verboden was. Betrokkene stelt aan het laden en lossen te zijn geweest, waardoor er geen sprake is van parkeren in de zin van artikel 225 van de Gemeentewet. Voorts stelt gemachtigde dat de algemene pardontijd 10 minuten betreft. Volgens betrokkene zat er slechts twee tot vijf minuten tussen de laad- en losactiviteiten. De verbalisant had, bij het in acht nemen van de tien minuten pardontijd, dan ook betrokkene laad- en losactiviteiten moeten zien verrichten. Voorts verzoekt gemachtigde om een proceskostenvergoeding op eigen rekening toe te wijzen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het is duidelijk zichtbaar dat het voertuig niet in een vak, binnen de parkeerverbodszone, was geparkeerd. Daarbij heeft de verbalisant een pardontijd van tien minuten in acht genomen. De verbalisant heeft binnen de pardontijd geen laad- en losactiviteiten rondom het voertuig waargenomen. Betrokkene stelt aan het verhuizen te zijn geweest, maar heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat het voertuig niet op een andere plek geparkeerd kon worden om vanuit daar de verhuisspullen te laden en lossen.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De kantonrechter stelt vast dat betrokkene op een plek stond waar hij niet mocht parkeren. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Onder laden en lossen moet volgens vaste rechtspraak worden verstaan: het
onmiddellijknadat het voertuig tot stilstand is gebracht
bij voortduringin- en uitladen van goederen gedurende de tijd die daarvoor nodig is. Daarbij moet het gaan om goederen van enige omvang of enig gewicht (ECLI:NL:HR:1999:AA2760) die niet of bezwaarlijk anders dan per voertuig ter plaatse kunnen worden opgehaald of gebracht (ECLI:NL:HR:1975:AJ4297). Betrokkene heeft niet aannemelijk gemaakt dat hiervan sprake is. De verbalisant heeft gedurende tien minuten geen activiteiten waargenomen. Hieruit volgt dat geen sprake is van laden en lossen, maar van (foutief) parkeren. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Gelet hierop is er geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2024.
Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: