4.1Namens de Raad is, onder verwijzing naar het verzoekschrift, aangevoerd dat de ouders ongeveer een jaar een relatie met elkaar hebben gehad. Gedurende 2024 zijn er meerdere politie meldingen en/of contacten geweest en aangiftes gedaan betreffende fysiek en verbaal geweld tussen de ouders. Na een incident van huiselijk geweld op 13 november 2024 heeft de moeder de woning, samen met haar twee dochters, verlaten. De vader heeft [minderjarige 1] bij zich gehouden en de moeder het contact met [minderjarige 1] onthouden. Vanaf de relatiebreuk tot 13 december 2024 hebben [minderjarige 1] en de moeder elkaar slechts twee keer op het politiebureau en/of aan de deur met de politie gezien gedurende enkele minuten.
De vader en de ex-partner van de moeder, de heer [naam 1] , staan niet op goede voet met elkaar. Er zijn door de vader en de heer [naam 1] meerdere aangiftes over en weer gedaan die betrekking hebben op vernieling, bedreiging (met vuurwapens) en geweldpleging. Dit heeft tot aanvaringen geleid, waaronder op 6 december 2024 na de mondelinge behandeling van een aan de vader gegeven schriftelijke aanwijzing met betrekking tot het informeren van mevrouw [naam 2] over [minderjarige 4] en voorafgaande aan de mondelinge behandeling van het kort geding op 12 december 2024. Hierop is de vader door de politie aangehouden en vast-gehouden. De mondelinge behandeling van het kort geding is vanwege de aanvaring tussen de vader en de heer [naam 1] niet doorgegaan en verzet naar 13 december 2024.In de nacht van 12 december op 13 december 2024 heeft [minderjarige 1] bij de oma vaderszijde geslapen en op 13 december 2024 was nog onduidelijk hoe lang de vader vast zou zitten. Omdat de vader op dat moment de hoofdverzorger van [minderjarige 1] was, moest een besluit worden genomen waar [minderjarige 1] vanaf 13 december 2024 zou verblijven. Besloten is om [minderjarige 1] na de mondelinge behandeling van 13 december 2024 van het kort geding (dat wederom geen doorgang heeft gekregen vanwege de afwezigheid van de vader) bij de moeder te plaatsen.
De Raad maakt zich ernstige zorgen over de veiligheid van [minderjarige 1] , die al op zeer jonge leeftijd oor- en ooggetuige is geweest van spanningen, geweld en ruzies tussen de ouders. Ook is de Raad bezorgd dat [minderjarige 1] betrokken gaat worden bij gevechten, in welke zin dan ook, tussen de volwassenen om hem heen die elkaar opzoeken en zich in elkaars omgeving ophouden. Daarnaast maakt de Raad zich ernstig zorgen over het gebrek aan communicatie tussen de ouders en de toekomst van [minderjarige 1] op het gebied van hechting. In de komende periode van drie maanden gaat de Raad nader onderzoek verrichten, waarbij onder meer bekeken zal worden welke rol de beide ouders willen en kunnen vervullen in het leven van [minderjarige 1] en in hoeverre zij in staat zijn een veilig en stabiel opvoedklimaat voor [minderjarige 1] te realiseren. De Raad twijfelt niet zozeer aan de opvoedvaardigheden van de ouders, maar wel aan de vraag of zij in staat zijn een samenwerkingsrelatie met elkaar aan te gaan waarbij sprake is van wederzijds vertrouwen.
De doelen waaraan volgens de Raad gedurende de voorlopige toezichtstelling moet worden gewerkt zijn:
1. het opstarten van een veilige communicatie tussen de ouders;
2. het herstellen van een veilig contact tussen [minderjarige 1] en de niet-verzorgende ouder;
3. het creëren van een veilige leefomgeving/opvoedsituatie voor [minderjarige 1] ;
4. zicht krijgen op de mogelijkheden van de ouders ten aanzien van de opvoeding van [minderjarige 1] ;
5. zicht krijgen op een definitieve verblijfplaats van [minderjarige 1] en de rol van de beide ouders hierin helder krijgen (omgang/verdeling van de zorg);
6. het doorlopen/afwikkelen van de scheidingsprocedure;
7. voorkomen van geweld, ruzies en/of conflicten in aanwezigheid van [minderjarige 1] (en de andere kinderen: [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] ).
De Raad verwacht niet dat voormelde doelen binnen drie maanden zijn behaald, maar wel dat daarmee een begin is gemaakt.