Op 16 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2013. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 17 september 2025 en de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader verleend tot 17 augustus 2025. De zaak is behandeld in een zitting met gesloten deuren, waarbij de vader, de advocaat van de moeder en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De moeder was om medische redenen niet aanwezig.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkelingsbedreiging van de minderjarige nog steeds aanwezig is. De minderjarige is eerder onder toezicht gesteld en heeft verschillende uithuisplaatsingen meegemaakt. De GI heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing, omdat de situatie bij de vader momenteel goed is en de minderjarige daar rust en structuur ervaart. De vader heeft actief meegewerkt aan de begeleiding en de communicatie met de moeder verloopt goed.
De advocaat van de moeder heeft gepleit voor een kortere duur van de machtiging tot uithuisplaatsing, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat een periode van zes maanden te kort zou zijn om de situatie goed te kunnen monitoren. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de maatregelen direct kunnen ingaan, ondanks een eventueel hoger beroep. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de GI uiterlijk op 1 juli 2025 verslag moet uitbrengen over het verloop van de maatregelen en het verdere procesverloop.