ECLI:NL:RBZWB:2024:9253

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 december 2024
Publicatiedatum
8 januari 2025
Zaaknummer
C/02/428429 / JE RK 24-2018
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hendriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 16 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2013. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 17 september 2025 en de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader verleend tot 17 augustus 2025. De zaak is behandeld in een zitting met gesloten deuren, waarbij de vader, de advocaat van de moeder en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De moeder was om medische redenen niet aanwezig.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkelingsbedreiging van de minderjarige nog steeds aanwezig is. De minderjarige is eerder onder toezicht gesteld en heeft verschillende uithuisplaatsingen meegemaakt. De GI heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing, omdat de situatie bij de vader momenteel goed is en de minderjarige daar rust en structuur ervaart. De vader heeft actief meegewerkt aan de begeleiding en de communicatie met de moeder verloopt goed.

De advocaat van de moeder heeft gepleit voor een kortere duur van de machtiging tot uithuisplaatsing, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat een periode van zes maanden te kort zou zijn om de situatie goed te kunnen monitoren. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de maatregelen direct kunnen ingaan, ondanks een eventueel hoger beroep. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de GI uiterlijk op 1 juli 2025 verslag moet uitbrengen over het verloop van de maatregelen en het verdere procesverloop.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/428429 / JE RK 24-2018
Datum uitspraak: 16 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de GI.
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2013 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. S.O. Zengin in ‘s-Gravenhage.
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 6 november 2024, ontvangen op 7 november 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 16 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de advocaat van de moeder;
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
Met bijzondere toestemming van de kinderrechter was tevens bij de mondelinge behandeling aanwezig een begeleider van de vader.
1.4.
De moeder was vanwege medische redenen niet in staat om aanwezig te zijn bij de mondelinge behandeling op 16 december 2024.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 26 juli 2019 is
[minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI. In de genoemde beschikking is ook een machtiging
tot uithuisplaatsing verleend. Deze maatregelen zijn daarna steeds verlengd.
2.3.
Bij beschikking van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 23 december
2022 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 26 december 2023. In de genoemde
beschikking is ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor
pleegzorg verlengd tot 26 juni 2023. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
2.4.
Bij beschikking van de meervoudige kamer van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch
van 8 juni 2023 is de beschikking van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 23
december 2022, voor zover betrekking hebbende op de verlenging van de machtiging tot
uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, bekrachtigd.
2.5.
Bij beschikking van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 23 juni 2023
is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd
met ingang van 26 juni 2023 en tot 26 augustus 2023. Het resterende deel van het verzoek is
aangehouden.
2.6.
Bij beschikking van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 15 augustus
2023 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg
verlengd tot 26 november 2023. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
2.7.
Bij beschikking van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 24 november
2023 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg
verlengd met ingang van 26 november 2023 en tot 13 december 2023. Het resterende deel
van het verzoek is aangehouden.
2.8.
Bij beschikking van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 12 december 2023 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd, met ingang van 14 december 2023 en tot 26 december 2023.
2.9.
Bij beschikking van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 22 december
2023 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 26 december 2023 en
tot 26 december 2024. Tevens is bij deze beschikking de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 26
december 2023 en tot 26 juli 2024, onder aanhouding van het resterende deel van het
verzoek.
2.10.
Bij beschikking van 22 december 2023 heeft de kinderrechter ten behoeve van
[minderjarige] een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een
jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 22 december 2023 en tot 26 december 2023.
De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord tijdens de mondelinge behandeling op 28 december 2023, alwaar de kinderrechter heeft geoordeeld dat
er geen feiten en omstandigheden zijn die leiden tot herroeping van de beschikking van de
kinderrechter van 22 december 2023.
2.11.
Bij beschikking van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 11 juli 2024 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd met ingang van 26 juli 2024 en tot 26 december 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van negen maanden. Ook verzoekt de GI een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de ouder met gezag te verlenen voor de duur van negen maanden, gelijklopend aan de ondertoezichtstelling.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek. Zij voert hiertoe aan dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat de verzochte machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader in het belang van zijn verzorging en opvoeding of tot onderzoek van zijn geestelijke of lichamelijke gesteldheid noodzakelijk is. Het gaat momenteel goed met [minderjarige] . Ook op school doet [minderjarige] het goed. Op 19 april 2024 is [minderjarige] vanuit [kindcentrum] naar zijn vader in [woonplaats 2] gegaan. De reden van verplaatsing was omdat er bij [kindcentrum] grote zorgen over het gedrag van [minderjarige] naar voren kwamen. Hij was onvoldoende te sturen door de begeleiding van [kindcentrum] en is uit nood naar zijn vader gegaan. Nadien is er direct ingezet op een aanmelding bij de [organisatie] in [plaats]. Ook is direct ingezet op ambulante hulpverlening vanuit [organisatie] bij de vader thuis. Deze begeleiding is de komende periode nog noodzakelijk. De afgelopen periode heeft [minderjarige] zijn verblijf op de [organisatie] afgebouwd en momenteel verblijft hij volledig bij zijn vader thuis. [minderjarige] vindt dit erg fijn en hij ervaart veel rust en structuur bij zijn vader thuis. Het is de bedoeling dat [minderjarige] om het weekend van vrijdag tot en met zondag naar zijn moeder gaat. Deze contacten zijn onbegeleid en verlopen goed. De moeder komt echter niet alle bezoeken na vanwege de zorg voor haar dochtertje waar het medisch gezien niet goed mee gaat. Als de bezoeken wel doorgaan wordt gezien dat deze goed verlopen. De regeling is zo vastgesteld dat [minderjarige] om het weekend zijn moeder ziet. In het andere weekend kan [minderjarige] met zijn vrienden in de buurt afspreken. Deze sociale contacten vindt de GI belangrijk voor [minderjarige] . Verder geeft de GI aan dat de communicatie over [minderjarige] tussen ouders onderling goed verloopt. Soms is hierbij wat hulp en sturing nodig van de GI zodat de ouders zich aan de gemaakte afspraken houden. Ook de communicatie tussen de GI en de ouders verloopt goed. De moeder accepteert de situatie. Omdat [minderjarige] nu bij zijn vader in [woonplaats 2] verblijft, heeft hij een andere jeugdbeschermer toegewezen gekregen. Deze jeugdbeschermer kan vanwege de afstand [minderjarige] makkelijker bezoeken. Gezien de positieve wending verzoekt de GI een verlenging van de ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van negen maanden. De komende periode moet worden bezien of toewerken naar het vrijwillig kader mogelijk is en of de ouders hiertoe bereid zijn om mee te werken. Daarnaast zijn de maatregelen noodzakelijk om de situatie bij de vader te monitoren en te begeleiden en om bij te sturen indien nodig.
4.2.
De advocaat van de moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat de moeder gisteren met spoed is opgenomen in het ziekenhuis en dat zij om die reden vandaag niet aanwezig kan zijn bij de mondelinge behandeling. Ten aanzien van het verzoek bepleit de advocaat namens de moeder om de machtiging tot uithuisplaatsing in duur te beperken. De moeder zou graag de machtiging tot uithuisplaatsing toewijzen voor de duur van zes maanden, onder aanhouding van het restant om zo vinger aan de pols te kunnen houden. De terugplaatsing van [minderjarige] bij de vader is namelijk erg pril en [minderjarige] heeft enorm veel meegemaakt. Om die reden zou de moeder graag een extra toetsingsmoment door de rechtbank willen. Verder vindt de moeder het fijn dat het contact met de vader goed verloopt en dat [minderjarige] bij hem opgroeit. De moeder heeft echter wel zorgen over de schoolgang van [minderjarige] . Zij heeft namelijk begrepen dat [minderjarige] regelmatig school mist. Daarnaast lukt het de moeder vaak niet om [minderjarige] op vrijdag van school op te halen vanwege de zorg voor haar jongste dochter (met medische problemen). De moeder wil graag het omgangsmoment door laten gaan, maar zij moet daarbij ook de zorg voor haar andere dochter dragen. Dat is voor de moeder frustrerend. De moeder heeft veel ballen hoog te houden. Zij heeft hierbij dan ook hulp nodig.
4.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader aangegeven dat hij instemt met het verzoek en dat hij zich ook kan vinden in het verzoek van de moeder om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor een kortere duur, onder aanhouding van het restant. De vader licht toe dat het goed gaat met [minderjarige] . Ook op school gaat het goed. De vader geeft aan dat [minderjarige] twee keer ziek is geweest en daarom niet naar school is gegaan. Ook is hij een keer te laat gekomen maar [minderjarige] komt niet structureel te laat. Er zijn aldus geen zorgen. Verder heeft [minderjarige] veel structuur en duidelijkheid bij de vader. De vader houdt zichzelf daar ook erg aan vast en dat werkt voor beiden erg goed. De vader wil nog benadrukken dat [minderjarige] veel stappen in de goede richting heeft gezet. Hij heeft een thuis gevonden en houdt zich aan de gemaakte afspraken. De vader is dan ook trots op [minderjarige] . Vanavond slaapt [minderjarige] nog een keer bij de [organisatie] en dan is het volledig afgerond. Verder verloopt het contact tussen de ouders goed. Zij stemmen zoveel mogelijk dingen met elkaar af. Ook vindt de vader het belangrijk dat [minderjarige] een goede band heeft met zijn moeder.

5.De beoordeling

Wettelijk kader
5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond als bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2.
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 BW kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Inhoudelijke beoordeling
5.3.
Op basis van de stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria zoals hierboven vermeld. De kinderrechter zal het verzoek van de GI derhalve toewijzen. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling verlengen met ingang van 26 december 2024 en tot 17 september 2025. Het resterende deel van de ondertoezichtstelling (9 dagen) wordt afgewezen, om – zoals tijdens de mondelinge behandeling besproken – de data te synchroniseren en onduidelijkheid hierover te voorkomen. Tevens zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de ouder met gezag (te weten: de vader) verlenen met ingang van 17 december 2024 en tot 17 augustus 2025, onder aanhouding van het resterende deel (1 maand) van het verzoek. De kinderrechter zal de beslissing hieronder toelichten.
5.4.
Op basis van de stukken en hetgeen is besproken ter gelegenheid van de mondelinge behandeling stelt de kinderrechter vast dat de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] nog niet is weggenomen en dat de verzochte machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de andere ouder met gezag, zijn vader, in het belang van zijn verzorging en opvoeding noodzakelijk is. [minderjarige] heeft ontzettend veel meegemaakt. Op 19 april 2024 is [minderjarige] vanuit het gezinshuis [kindcentrum] naar zijn vader in [woonplaats 2] gegaan. Er waren toenemende zorgen ontstaan over het escalerende gedrag van [minderjarige] bij [kindcentrum], waarbij hij verbaal en fysiek geweld heeft laten zien. Daarbij was [minderjarige] onvoldoende te sturen door de begeleiding van [kindcentrum] en kreeg hij daar niet wat hij nodig had, namelijk nabijheid, veiligheid en vertrouwen. Omdat de veiligheid van [minderjarige] en zijn omgeving in gevaar kwam en de GI er onvoldoende vertrouwen in had dat [minderjarige] binnen deze setting de juiste hulp zou ontvangen, heeft de GI besloten om [minderjarige] per direct uit deze situatie te halen. Een tijdelijk verblijf op een crisisgroep werd te risicovol en niet in het belang van [minderjarige] bevonden en uiteindelijk is [minderjarige] , conform zijn wens, onder regie van de GI naar de vader gegaan. Hierna is direct ingezet op een aanmelding bij de [organisatie] in [plaats]. [minderjarige] heeft hier gewerkt aan zijn terugkeer naar het huis van zijn vader. De kinderrechter stelt vast [minderjarige] grote stappen heeft gezet en met ingang van 17 december 2024 volledig bij zijn vader kan gaan verblijven.
[minderjarige] is gebaat bij rust, structuur en duidelijkheid. De vader kan dit [minderjarige] in de thuissituatie bieden. De vader biedt voldoende duidelijkheid aan [minderjarige] in het dagelijks leven wat voor hem voor een voldoende basis zorgt waardoor hij zich snel kan aanpassen. Daarnaast werkt de vader actief mee aan een goede band tussen [minderjarige] en de moeder en is er sprake van een goede samenwerking met de hulpverlening. De kinderrechter wil de vader hiervoor complimenteren. Ook vindt de kinderrechter dat de moeder een compliment verdient hoe zij haar medewerking heeft verleend aan de plaatsing van [minderjarige] bij de vader. De kinderrechter acht het van belang dat de begeleiding en hulpverlening door de GI en de plaatsing van [minderjarige] bij de vader worden geborgd. Om deze situatie te borgen, omdat [minderjarige] vanuit de situatie bij de moeder uit huis geplaatst is, zijn de verzochte verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing bij de andere ouder met gezag noodzakelijk. Daarbij dient de situatie bij de vader gemonitord en zo nodig bijgestuurd te worden. Ook is het van belang dat de ambulante hulpverlening vanuit [organisatie], in de vorm van opvoedondersteuning, in de thuissituatie van de vader wordt voortgezet. Tijdens de ontwikkeling van [minderjarige] zullen er namelijk nieuwe, mogelijk uitdagende vragen komen waar hulp bij nodig is. Ook moet in de komende periode door de GI worden bezien of een voortzetting binnen het vrijwillig kader mogelijk is.
5.5.
De kinderrechter begrijpt het verzoek van de moeder aan de kinderrechter om vinger aan de pols te houden. Zij acht het echter in het belang van [minderjarige] noodzakelijk dat er nu eerst een periode van rust en stabiliteit komt. Een periode van zes maanden vindt de kinderrechter te kort voor de GI om de situatie goed te kunnen monitoren. De kinderrechter vindt het wel belangrijk om tegemoet te komen aan de wens van de moeder en zal om die reden de machtiging tot uithuisplaatsing verlenen voor de duur van acht maanden, onder aanhouding van het restant, zodat er een goede periode gemonitord kan worden en er een extra toetsingsmoment wordt ingelast, alvorens te bezien en met alle betrokkenen te bespreken of een nadere verlenging noodzakelijk is dan wel toegewerkt kan worden naar het vrijwillig kader. De kinderrechter wijst er op dat indien een verzoek tot verlenging van de maatregelen tegen die tijd noodzakelijk wordt geacht, dit tijdig moet worden ingediend. Van de GI verwacht de kinderrechter dat zij uiterlijk op de in het dictum genoemde datum schriftelijk verslag zal uitbrengen over het verloop van de maatregelen, alsmede zich uit te laten over het door haar gewenste verdere procesverloop.
5.6.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
5.7.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 26 december 2024 en tot 17 september 2025;
6.2.
wijst het resterende deel van het verzoek tot ondertoezichtstelling (9 dagen) af om redenen zoals hiervoor onder 5.3 vermeld;
6.3.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de andere ouder met gezag (te weten: de vader) met ingang van 17 december 2024 en tot 17 augustus 2025;
6.4.
houdt de beslissing ten aanzien van het resterende deel van het verzoek machtiging tot uithuisplaatsing (1 maand) aan tot
dinsdag 1 juli 2025 PRO FORMA, met het verzoek aan de GI om dan schriftelijk verslag te doen over het verloop van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing, alsmede zich uit te laten over het door haar gewenste verdere procesverloop;
6.5.
verklaart de beslissing zoals hiervoor onder 6.1 en 6.3. vermeld uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2024 door mr. Hendriks, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Verplanke als griffier, en op schrift gesteld op 30 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.