ECLI:NL:RBZWB:2024:929

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
16 februari 2024
Zaaknummer
C/02/418308 / FA RK 24/314
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 8 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beschikking gegeven in een rekestprocedure naar aanleiding van een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1943. Het verzoek is ingediend op 23 januari 2024 en betreft een machtiging voor de duur van zes maanden, zoals bedoeld in de Wet zorg en dwang (Wzd). Tijdens de mondelinge behandeling waren verschillende betrokkenen aanwezig, waaronder de cliënt, zijn echtgenote, en een casemanager. De cliënt lijdt aan Alzheimer-dementie, wat leidt tot ernstig nadeel voor zowel hemzelf als zijn echtgenote. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen en dat de opname noodzakelijk is om de veiligheid van de echtgenote te waarborgen. De rechtbank heeft de machtiging verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 8 augustus 2024. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M. van Eck en schriftelijk uitgewerkt op 22 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/418308 / FA RK 24/314
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 8 februari 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1943 in [geboorteplaats] ,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. S.J. Nijssen te Goes.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 23 januari 2024, ingekomen ter
griffie op 23 januari 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een machtigingsformulier van het CIZ van 5 juli 2022;
- een afschrift van Enovation zorgmail van 20 december 2023;
- een specialistenbericht van 8 januari 2024;
- het machtigingsformulier voor aanvraag rechterlijke machtiging van 8 januari 2024;
- de aanvraag van 9 januari 2024;
- een afschrift uit het journaal van de huisarts van 9 januari 2024;
- de medische verklaring van 22 januari 2024;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolgde de Wet Bopz, de Wvggz en de Wzd.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 8 februari 2024, op het bij de rechtbank bekende adres.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door mr. Nijssen;
- mevr. [naam 1] , casemanager;
- mevr. [naam 2] , echtgenote van cliënt;
- mevr. [naam 3] , dochter van cliënt.
Tevens was de volgende persoon aanwezig, deze is echter niet gehoord:
- dhr. [naam 4] , zoon van cliënt.

2.Het verzoek

2.1
Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor cliënt te verlenen voor de duur van zes maanden.

3.Standpunten

3.1
Door cliënt is tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat het goed met hem gaat en dat hij zijn echtgenote helpt met de boodschappen en de dagelijkse klusjes. Cliënt geeft enerzijds aan zich niet te zullen verzetten tegen het verblijf bij een zorgaanbieder, maar anderzijds geeft hij aan dat hij zijn echtgenote niet kan missen en daarom de woning niet wil verlaten.
3.2
Namens cliënt is door de advocaat tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, gesteld dat hij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank. Uit de stukken blijkt duidelijk dat sprake is van een psychogeriatrische aandoening, namelijk dementie en dat is een progressieve ziekte. Er wordt geen reden gezien om aan die diagnose te twijfelen. Sprake is ook van ernstig nadeel dat als gevolg van die aandoening ontstaat. Ook ziet de advocaat van cliënt dat op basis van de stukken sprake is van verzet, dat is duidelijk. Er wordt ook voldaan aan de proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Nu cliënt geen rechterlijke machtiging wil hebben, refereert de advocaat zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Door de casemanager is tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, naar voren gebracht dat cliënt, als het verzoek wordt toegewezen, waarschijnlijk zal worden opgenomen in [woonzorgcomplex] in [plaats 1] . Daar zijn voldoende artsen aanwezig die nodig zijn voor de zorgvraag van cliënt. Cliënt kan wellicht in de toekomst, gelet op de wens van de echtgenote van cliënt, verhuizen naar [plaats 2] . De casemanager geeft verder aan dat de kinderen van cliënt nu 24 uur per dag, zeven dagen per week aanwezig zijn, omdat cliënt niet alleen kan zijn en agressief kan zijn jegens zijn echtgenote. Die is voorheen steeds naar de buren gevlucht, omdat zij zich niet of niet voldoende veilig heeft gevoeld.
3.4
Door de echtgenote van cliënt is tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, naar voren gebracht dat zij liever ziet dat cliënt in [plaats 2] gaat verblijven, omdat zij in beginsel geen vervoer heeft. Daarnaast heeft de echtgenote van cliënt aangegeven dat zij op de rand van de vulkaan staat en dat zij overbelast is geraakt. Indien er geen verandering zal plaatsvinden, zal de echtgenote van cliënt er aan onderdoor gaan.
3.5
Door de dochter van cliënt is tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat zij vier à vijf dagen aanwezig is en haar aanwezigheid afwisselt met haar broer. De dochter van cliënt woont in [plaats 3] , waardoor zij niet binnen afzienbare tijd bij cliënt en zijn echtgenote kan zijn.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten Alzheimer-dementie. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat uit de medische verklaring van 22 januari 2024 blijkt dat cliënt door een geriater van het [ziekenhuis] is gediagnostiseerd met Alzheimer-dementie. Deze diagnose is ook bevestigd door een psychiater van Emergis. Door of namens cliënt is de psychogeriatrische aandoening niet betwist.
4.2
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit ernstig lichamelijk letsel en ernstige psychische schade. De rechtbank overweegt hierbij dat uit de genoemde medische verklaring blijkt dat cliënt dwangmatig kan zijn, omdat hij meerdere keren per week de kasten uitruimt en vervolgens spullen niet meer kan vinden, waardoor hij agressief kan worden (gooien met spullen, schoppen tegen de deur, agressie naar echtgenote). De echtgenote van cliënt is bang, reden waarom zij bij agressie-incidenten naar de buren is gevlucht, en overbelast is. Voorts blijkt uit de aangeleverde informatie van het CIZ dat er mogelijk sprake is van ondervoeding nu cliënt een slechte eetlust heeft.
4.3
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. De rechtbank acht een opname noodzakelijk, omdat dit nog de enige mogelijkheid lijkt te zijn om het gevaar voor echtgenote af te wenden. Daarnaast is een opname geschikt, omdat dan fysieke agressie tussen cliënt en zijn echtgenote niet meer of minder mogelijk is en de (intensieve) zorgvraag van cliënt, ook op onplanbare momenten, bij de zorgaanbieder beantwoord kan worden.
4.4
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Het inzetten van medicatie, ook na het ophogen daarvan, heeft niet tot het gewenste resultaat geleid en cliënt weigert alternatieven zoals dagbesteding.
4.5
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Weliswaar heeft cliënt tijdens de mondelinge behandeling aangegeven zich niet te zullen verzetten, maar uit de stukken blijkt, zoals de advocaat heeft aangegeven, dat duidelijk sprake is van verzet. Cliënt heeft tegen het CIZ gezegd dat hij absoluut niet opgenomen wil worden en ook niet naar een vorm van dagbehandeling wil gaan.
4.6
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.
4.7
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[cliënt], geboren op [geboortedag] 1943 in [geboorteplaats] ;
5.2
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 8 augustus 2024.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Van Eck, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2024 in tegenwoordigheid van mr. Hol, griffier, en op 22 februari 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.