ECLI:NL:RBZWB:2024:931

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
16 februari 2024
Zaaknummer
C/02/418495 / FA RK 24/400
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg voor betrokkene met psychische stoornis

Op 8 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlening van een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren in 1956. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden, gebaseerd op artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een schizoaffectieve stoornis, en dat deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, waaronder lichamelijk letsel en psychische schade. Tijdens de mondelinge behandeling heeft betrokkene aangegeven dat hij de hulpverlening in het vrijwillig kader wil accepteren, maar de sociaal psychiatrisch verpleegkundige (SPV) heeft verklaard dat betrokkene in het verleden zorgmijdend is geweest en dat verplichte zorg noodzakelijk is.

De rechtbank heeft de verzoeken van betrokkene en zijn advocaat om de zorgmachtiging voor een langere periode te verlenen, afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de voorgestelde verplichte zorg, waaronder het toedienen van medicatie en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid, noodzakelijk is om het ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden, met de mogelijkheid om de situatie in de toekomst opnieuw te evalueren. De beschikking is mondeling gegeven door mr. Van Eck en is op 22 februari 2024 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/418495 / FA RK 24/400
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 8 februari 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1956 in [geboorteplaats] , [land] ,
wonende aan [woonadres] , in [plaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. G. Veen in 's-Heer Arendskerke.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 29 januari 2024, ingekomen ter griffie op 29 januari 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring van 19 december 2023;
- een zorgplan van 28 december 2023;
- een (niet-ingevulde) zorgkaart van 28 december 2023;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 3 januari 2024;
- de medische verklaring van 25 januari 2024;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bopz en de Wvggz;
- een afschrift van de justitiële documentatie en/of de politiemutaties.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 8 februari 2024, bij het Fact-team [plaats] aan [adres] .
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevr. [naam 1] , de sociaal psychiatrisch verpleegkundige (hierna: SPV).
Tevens was aanwezig de volgende persoon, deze is echter niet gehoord:
- dhr. [naam 2] , de psychiater.
1.4
De officier van justitie is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

2.1
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van twaalf maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.

3.Standpunten

3.1
Door betrokkene is tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, verklaard dat het goed met hem gaat. Betrokkene wil de hulpverlening in het vrijwillig kader gaan accepteren. Als dat (nog) niet kan, dan wil betrokkene dat de zorgmachtiging voor vijf jaar wordt verleend. De weg naar een mondelinge behandeling vindt betrokkene spannend en als de zorgmachtiging voor langere duur kan worden verleend, dan geeft dat hem minder stress. Hiernaast heeft betrokkene aangegeven dat hij zich kan vinden als het behandelend team de depotmedicatie één keer per drie maanden gaat toedienen in plaats van iedere maand één keer.
3.2
Namens betrokkene is door de advocaat tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, gesteld dat betrokkene het liefst in het vrijwillig kader geholpen wil worden. Als de rechtbank toch tot het oordeel komt dat er een zorgmachtiging verleend moet worden, dan ziet betrokkene het liefst dat die machtiging voor de duur van twee jaar wordt verleend. Voorafgaand aan iedere mondelinge behandeling ervaart betrokkene stress en dat vindt hij onprettig. Hiernaast is door de advocaat aangegeven dat de psychische stoornis en het ernstig nadeel dat als gevolg daarvan ontstaat, niet ter discussie staan. Het beeld dat in de medische verklaring wordt geschetst, is gelijk aan het beeld dat de afgelopen jaren steeds naar voren is gebracht. De vraag is of betrokkene genoeg bereidheid heeft om de voorgeschreven medicatie in te nemen als de zorgmachtiging komt te vervallen en of hij dat goed genoeg kan overzien. In het verleden is het voorgekomen dat betrokkene geen medicatie heeft ingenomen, waarna verplichte zorg nodig is geweest om hem stabiel te krijgen. Ten slotte heeft de advocaat aangegeven dat, als de zorgmachtiging wordt verleend, bezien moet worden of het mogelijk is dat de zorg met minder dwang van de begeleiding verleend kan worden, of toegewerkt kan worden naar de situatie dat betrokkene geen verplichte zorg meer nodig heeft of dat zorg in het vrijwillig kader aan hem geboden kan worden.
3.3
Door de SPV is tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, verklaard dat er regelmatig gesprekken met betrokkene worden gevoerd of de behandeling in het vrijwillig kader kan worden vormgegeven. De SPV hoort nu voor het eerst dat betrokkene de behandeling in het vrijwillig kader wil voortzetten. De ter zake kundige arts heeft betrokkene gevraagd of hij de behandeling in dat kader wil voortzetten, maar betrokkene heeft aangegeven dat niet te willen. Betrokkene lijkt de behandeling niet te willen voortzetten. Ook wil hij geen medicatie meer innemen. Het afgelopen jaar is het vrijwillig innemen van medicatie niet bespreekbaar geweest. Op dit moment krijgt betrokkene iedere maand depotmedicatie toegediend en dit verloopt goed. Gekeken zal worden of de depotmedicatie één keer per drie maanden toegediend kan worden. De SPV ziet dat betrokkene al twee jaar stabiel is, maar vindt het nu nog te vroeg om de behandeling in het vrijwillig kader voort te zetten. Ten slotte heeft de SPV aangegeven dat verzocht is om de zorgmachtiging voor twee jaar te verlenen, maar de officier van justitie heeft een korte duur van de zorgmachtiging verzocht.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat uit de medische verklaring van 25 januari 2024 blijkt dat betrokkene sinds 1983 bekend is met een schizoaffectieve stoornis en meermaals gedwongen opgenomen is geweest. Door en namens betrokkene is de psychische stoornis niet betwist.
4.2
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige materiële schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang, bedreiging van de veiligheid van betrokkene al dan niet doordat hij onder invloed van een ander raakt, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. De rechtbank overweegt hierbij dat uit de genoemde medische verklaring blijkt dat betrokkene ernstig manisch-psychotisch kan decompenseren als hij de voorgeschreven medicatie niet krijgt toegediend. In die episodes kan betrokkene verbaal en fysiek agressief worden. Door en namens betrokkene is het ernstig nadeel niet betwist.
4.3
Het verlenen van verplichte zorg is gericht op het afwenden van ernstig nadeel, het dusdanig herstellen van de geestelijke gezondheid van betrokkene dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint en het stabiliseren van de geestelijke gezondheid van betrokkene.
4.4
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Tijdens de mondelinge behandeling heeft betrokkene aangegeven bereid te zijn om de behandeling op vrijwillige basis voort te zetten. De SPV heeft tijdens die gelegenheid gemotiveerd verklaard dat dit de eerste keer is dat zij betrokkene heeft horen zeggen dat hij bereid is om de behandeling op die basis voort te zetten. Op dit moment vindt de SPV het te vroeg om de behandeling af te schalen naar het vrijwillig kader, omdat betrokkene in het verleden, zoals ook blijkt uit de medische verklaring van 25 januari 2024, zorgmijdend is geweest en hierdoor psychotisch kan decompenseren. Om die reden is verplichte zorg nodig.
4.5
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vorm van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toediening van medicatie;
- verrichten van medische controles;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.
De rechtbank overweegt hierbij dat bij de vorm van verplichte zorg te weten ‘aanbrengen
van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten (…)’ geldt dat betrokkene de afspraken met het behandelend team moet nakomen, op die afspraken tijdig moet verschijnen en aan het behandelend team toegang tot zijn woning moet verschaffen om de benodigde zorg te kunnen verlenen.
4.6
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.7
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.8
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van twaalf maanden. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft betrokkene aangegeven dat hij, als een zorgmachtiging wordt verleend, een zorgmachtiging voor de duur van vijf jaar opgelegd wil krijgen, omdat dit hem veel stress en spanning bespaart. De SPV heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij een zorgmachtiging heeft aangevraagd met een geldigheidsduur van twee jaar. De rechtbank overweegt hierbij dat op dit moment niet voldaan wordt aan het criterium om een zorgmachtiging voor de duur van twee jaar af te geven (artikel 6:5 sub c onder 1 Wvggz). Daarom kan de rechtbank op dit moment geen zorgmachtiging voor de duur van twee jaar verlenen.
4.9
De rechtbank overweegt, wellicht ten overvloede, als volgt. De rechtbank vindt, gelet op de wens van betrokkene om de behandeling vrijwillig voort te zetten, het belangrijk dat komend jaar door het behandelend team wordt bezien of de bereidheid van betrokkene om de behandeling in het vrijwillig kader voort te zetten consistent is, of hiertoe op een gegeven moment overgegaan kan worden en of het de verwachting is dat betrokkene de behandeling in dat kader blijvend zal voortzetten.
4.1
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1956 in [geboorteplaats] , [land];
5.2
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.5 kunnen worden getroffen indien de situatie dit vergt;
5.3
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 8 februari 2025.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Van Eck, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2024 in tegenwoordigheid van mr. Hol, griffier, en op 22 februari 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.