ECLI:NL:RBZWB:2024:9319

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 juli 2024
Publicatiedatum
10 januari 2025
Zaaknummer
C/02/420084 FA RK 24-1187
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Meyboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake alimentatie en omgangsregeling voor minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. W. Tiggelaar, een verzoek ingediend bij de Rechtbank Zeeland-West-Brabant met betrekking tot de alimentatie en omgangsregeling voor haar minderjarige kinderen, geboren uit een eerdere relatie met de man, die niet verschenen is. De mondelinge behandeling vond plaats op 7 juni 2024, waarbij ook een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig was. De vrouw verzocht om een bijdrage van € 125,00 per kind per maand voor de kosten van verzorging en opvoeding, met ingang van 1 juni 2023, en om een omgangsregeling waarbij de kinderen om de veertien dagen bij de man verblijven.

De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw beoordeeld. Het verzoek met betrekking tot de omgangsregeling voor de oudste minderjarige is ingetrokken en daarom niet verder beoordeeld. Voor de jongste minderjarige is het verzoek toegewezen, omdat het belang van het kind niet in de weg staat. De rechtbank heeft ook de alimentatieverplichting van de man toegewezen, aangezien dit verzoek niet werd betwist. De man moet met ingang van 1 juni 2023 een bedrag van € 125,00 per maand per kind betalen aan de vrouw. De rechtbank heeft de beschikking op 15 juli 2024 uitgesproken, met de mededeling dat hoger beroep mogelijk is binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummer: C/02/420084 FA RK 24-1187
Beschikking van 15 juli 2024
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. W. Tiggelaar, gevestigd te Middelburg,
en
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
niet verschenen.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 12 maart 2024 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. Tiggelaar van 23 mei 2024, met bijlagen.
1.2. De zaak is besproken op de mondelinge behandeling van 7 juni 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. Tevens was aanwezig een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg, hierna te noemen de Raad.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad.
2.2.
Uit hun relatie zijn de volgende, nu nog minderjarige kinderen geboren:
1. [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2008,
2. [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 2013.
2.3.
Genoemde kinderen zijn door de man erkend.
2.4.
De vrouw is belast met het ouderlijk gezag over die minderjarigen.

3.De verzoeken

De vrouw verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
te bepalen dat de man zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen van partijen met € 125,00 per kind per maand, voor wat betreft de toekomstige termijnen bij vooruitbetaling voor de 1e van iedere maand aan de vrouw te voldoen, zulks met ingang van 1 juni 2023, althans een zodanig bedrag en met ingang van een zodanige datum als uw rechtbank juist acht met dien verstande dat de bijdrage met ingang van 1 januari 2024 voor het eerst wordt geïndexeerd, en;
te bepalen dat de kinderen éénmaal per veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 20.00 uur bij hun vader zullen verblijven alsmede gedurende de helft van de reguliere mei-, zomer- en kerstvakantie, welke vakantieperiodes in onderling overleg zullen worden verdeeld, althans een zodanige regeling als uw rechtbank in het belang van de kinderen juist acht.

4.De beoordeling

Omgangsregeling
4.1.
De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling haar verzoek ten aanzien van de omgangsregeling voor [minderjarige 1] ingetrokken.
4.2.
De rechtbank zal het verzoek van de vrouw voor zover dit ziet op [minderjarige 1] afwijzen. Omdat zij deze heeft ingetrokken behoeft deze geen verdere beoordeling en beslissing meer.
4.3.
De vrouw handhaaft haar verzoek ten aanzien van [minderjarige 2] . Het contact tussen partijen is goed. De man komt regelmatig bij de vrouw en de minderjarigen eten en [minderjarige 2] gaat ook regelmatig naar de man toe. De vrouw vindt het belangrijk dat er een basisregeling vastgelegd wordt, zodat er duidelijkheid bestaat. De rechtbank zal het verzoek met betrekking tot de omgangsregeling voor [minderjarige 2] als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen, omdat niet is gebleken dat het belang van [minderjarige 2] zich daartegen verzet.
Kinderalimentatie
4.4.
De rechtbank zal het verzoek van de vrouw ten aanzien van een bijdrage in de kosten van opvoeding en verzorging van de minderjarigen als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen.

5.De beslissing

De rechtbank
bepaalt dat de man en de [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 2013 gerechtigd zijn tot omgang met elkaar waarbij zij éénmaal per veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 20.00 uur bij de man verblijft alsmede gedurende de helft van de reguliere mei-, zomer- en kerstvakantie, welke vakantieperiodes in onderling overleg zullen worden verdeeld;
bepaalt dat de man met ingang van 1 juni 2023 ten behoeve van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen
1. [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2008, en
2. [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 2013,
aan de vrouw voor de toekomst bij vooruitbetaling moet voldoen een bedrag van € 125,= per maand per kind;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Meyboom, rechter, en in tegenwoordigheid van mr. Oude Weernink, griffier, in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.