In deze zaak heeft de vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. W. Tiggelaar, een verzoek ingediend bij de Rechtbank Zeeland-West-Brabant met betrekking tot de alimentatie en omgangsregeling voor haar minderjarige kinderen, geboren uit een eerdere relatie met de man, die niet verschenen is. De mondelinge behandeling vond plaats op 7 juni 2024, waarbij ook een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig was. De vrouw verzocht om een bijdrage van € 125,00 per kind per maand voor de kosten van verzorging en opvoeding, met ingang van 1 juni 2023, en om een omgangsregeling waarbij de kinderen om de veertien dagen bij de man verblijven.
De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw beoordeeld. Het verzoek met betrekking tot de omgangsregeling voor de oudste minderjarige is ingetrokken en daarom niet verder beoordeeld. Voor de jongste minderjarige is het verzoek toegewezen, omdat het belang van het kind niet in de weg staat. De rechtbank heeft ook de alimentatieverplichting van de man toegewezen, aangezien dit verzoek niet werd betwist. De man moet met ingang van 1 juni 2023 een bedrag van € 125,00 per maand per kind betalen aan de vrouw. De rechtbank heeft de beschikking op 15 juli 2024 uitgesproken, met de mededeling dat hoger beroep mogelijk is binnen drie maanden na de uitspraak.