Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Procesverloop
- cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
2.Het verzoek
3.Standpunten
4.Beoordeling
5.Beslissing
[cliënt], geboren op [geboortedag] 1935 in [geboorteplaats] ;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 8 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beschikking gegeven in een rekestprocedure naar aanleiding van een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1935. Het verzoek is ingediend op 31 januari 2024 en betreft een machtiging voor de duur van zes maanden, zoals bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd). Tijdens de mondelinge behandeling op 8 februari 2024 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt zelf, zijn advocaat, een verpleegkundige, een mantelzorger en een casemanager. De cliënt verzet zich tegen het verzoek en stelt dat hij in staat is voor zichzelf te zorgen, ondanks dat hij één keer 's nachts naar buiten is gelopen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie, wat leidt tot ernstig nadeel, zoals lichamelijk letsel en verwaarlozing. De rechtbank concludeert dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel te voorkomen, aangezien de huidige zorgsituatie in de thuissituatie onvoldoende is. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen. Ondanks het verzet van de cliënt tegen opname, heeft de rechtbank geoordeeld dat de criteria voor verlening van de machtiging zijn vervuld. De machtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 8 augustus 2024.