ECLI:NL:RBZWB:2024:932

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
16 februari 2024
Zaaknummer
C/02/418606 / FA RK 24/457
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 8 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beschikking gegeven in een rekestprocedure naar aanleiding van een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1935. Het verzoek is ingediend op 31 januari 2024 en betreft een machtiging voor de duur van zes maanden, zoals bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd). Tijdens de mondelinge behandeling op 8 februari 2024 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt zelf, zijn advocaat, een verpleegkundige, een mantelzorger en een casemanager. De cliënt verzet zich tegen het verzoek en stelt dat hij in staat is voor zichzelf te zorgen, ondanks dat hij één keer 's nachts naar buiten is gelopen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie, wat leidt tot ernstig nadeel, zoals lichamelijk letsel en verwaarlozing. De rechtbank concludeert dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel te voorkomen, aangezien de huidige zorgsituatie in de thuissituatie onvoldoende is. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen. Ondanks het verzet van de cliënt tegen opname, heeft de rechtbank geoordeeld dat de criteria voor verlening van de machtiging zijn vervuld. De machtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 8 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/418606 / FA RK 24/457
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 8 februari 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1935 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [woonadres] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. M.A. Breewel-Witteveen in Goes,
curator: mevr. [naam 1] .

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 31 januari 2024, ingekomen ter
griffie op 31 januari 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een afschrift van de beschikking van 30 mei 2022 waarbij curatorschap is ingesteld en een curator is benoemd.
- een machtigingsformulier van het CIZ van 1 november 2023;
- een machtigingsformulier van 23 januari 2024;
- de aanvraag van 24 januari 2024;
- de medische verklaring van 16 januari 2024;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolgde de Wet Bopz, de Wvggz en de Wzd;
- een uittreksel uit het curateleregister.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 8 februari 2024, op het hierboven genoemde adres.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevr. [naam 2] , verpleegkundige;
- mevr. [naam 3] , mantelzorger.
Tevens was de volgende persoon aanwezig, deze is echter niet gehoord:
- mevr. [naam 4] , casemanager.

2.Het verzoek

2.1
Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor cliënt te verlenen voor de duur van zes maanden.

3.Standpunten

3.1
Door cliënt is tijdens de mondelinge behandeling, voor zover van belang, verklaard dat het goed met hem gaat, dat hij zelfstandig voor zichzelf kan zorgen en dat hij zich tegen het ingediende verzoek verzet. Cliënt vraagt zich af of hij wel met de ziekte van Alzheimer gediagnostiseerd is. Daarnaast vindt cliënt het flauwekul dat aangegeven wordt dat zijn dag- en nachtritme verstoord is geraakt en dat hij ’s avonds (en/of ’s nachts) naar harde muziek luistert. Cliënt erkent weliswaar dat hij één keer ’s nachts naar buiten is gelopen, maar dat het daarbij gebleven is.
3.2
Namens cliënt is door de advocaat tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat het verzoek moet worden afgewezen, omdat cliënt voor zichzelf kan zorgen, er voldoende zorg aanwezig is en hij zich tegen het verzoek verzet. Cliënt ziet in dat hij een keer in de nachtelijke uren naar buiten is gelopen, maar dat is volgens hem verder niet meer voorgekomen.
3.3
Door de mantelzorger is tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, verklaard dat vanochtend de thuiszorg is langsgekomen en hij niet vriendelijk heeft gedaan. Cliënt heeft vanochtend aangegeven niet te willen eten, geen zelfzorg te verrichten (scheren) en niet te willen aankleden. De mantelzorger ziet dat cliënt magerder is geworden. De mantelzorger is een keer blijven overnachten en heeft gezien dat cliënt, nadat hij naar het toilet is gegaan, de weg naar zijn bed niet heeft kunnen vinden. Ook vloekt cliënt regelmatig in de nachtelijke uren. Ten slotte heeft de mantelzorger aangegeven dat zij cliënt ondersteunt bij het doen van boodschappen en de was, het houden van gezelschap en het maken van afspraken bij de kapper en de pedicure.
3.4
Door de verpleegkundige is tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, naar voren gebracht dat cliënt niet meer weet dat de thuiszorg vanochtend aanwezig is geweest. Gezien wordt dat het dag- en nachtritme van cliënt ontregeld is geraakt. Hiernaast heeft de verpleegkundige aangegeven dat de buren regelmatig aangeven dat zij muziek horen en cliënt hoort praten en vloeken. Cliënt is minimaal één keer ’s nachts naar buiten gelopen, terwijl het buiten vroor en hij voor die omstandigheden niet gekleed was. De buren houden continu toezicht of cliënt niet wegloopt. Ten slotte heeft de verpleegkundige desgevraagd aangegeven dat er ongeveer 20 uur per week zorg aanwezig is (dagelijks ongeveer drie uur) en dat er maandag 12 februari 2024 een plek beschikbaar is bij een zorgaanbieder in [plaats].

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat uit onder meer het verzoek van het CIZ blijkt dat cliënt gediagnostiseerd is met dementie, wat zich onder meer uit in cognitieve stoornissen in zijn oriëntatie, zijn begrip en zijn korte- en langetermijngeheugen. Cliënt heeft tijdens de mondelinge behandeling weliswaar aangegeven dat hij betwijfelt aan dementie te lijden, maar de rechtbank ziet, gelet op de inhoud van de stukken en het voorkomen van cliënt, geen reden om aan de gestelde diagnose te twijfelen. Namens cliënt is de psychogeriatrische aandoening niet betwist.
4.2
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank overweegt hierbij dat uit de medische verklaring blijkt dat cliënt regelmatig dwaalt (ongeveer twee keer per week) en dan zonder geschikte kleding buiten rondloopt, met mogelijke onderkoeling als gevolg. Hier komt bij dat cliënt vervolgens de weg naar huis niet kan vinden. De buren van cliënt houden cliënt constant in de gaten om te voorkomen dat hij gaat dwalen, maar geven aan dat de situatie niet langer houdbaar is. Dit maakt dat de rechtbank ziet dat sprake is van ernstig nadeel.
4.3
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. De rechtbank vindt opname en verblijf noodzakelijk, omdat cliënt 24-uurs begeleiding, zorg en toezicht in nabijheid nodig heeft en dat in de thuissituatie van cliënt onvoldoende geboden kan worden. De rechtbank vindt ook dat opname en verblijf geschikt is, omdat bij een zorgaanbieder die 24-uurs begeleiding, zorg en toezicht wel geboden kan worden, ook op onplanbare momenten.
4.4
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. De rechtbank heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling vernomen dat er op dit moment ongeveer 20 uur aan thuiszorg wordt ingezet en dit onvoldoende is om het ernstig nadeel, met name op onplanbare momenten, te voorkomen. Hier komt bij dat voorkomen moet worden dat familie en omwonenden overbelast raken.
4.5
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname. Tijdens de mondelinge behandeling heeft cliënt duidelijk en meermaals aangegeven dat hij thuis kan blijven wonen, voor zichzelf kan zorgen en daarom niet naar een zorgaanbieder hoeft te gaan.
4.6
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.
4.7
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[cliënt], geboren op [geboortedag] 1935 in [geboorteplaats] ;
5.2
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 8 augustus 2024.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Van Eck, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2024 in tegenwoordigheid van mr. Hol, griffier, en op 22 februari 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.