Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verdere procesverloop
2.De verdere beoordeling
3.Beslissing
9 januari 2024.”
19 januari 2025.”
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 3 september 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een herstelbeschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging. De rechtbank oordeelde dat er een kennelijke verschrijving was opgetreden in het dictum van de beschikking van 19 juli 2024, waarin ten onrechte een expiratiedatum van 9 januari 2024 was vermeld in plaats van 19 januari 2025. Dit verzoek tot herstel was ingediend door de zorgaanbieder van de betrokkene, die op 2 augustus 2024 per e-mail verzocht om de fout te corrigeren. De rechtbank stelde vast dat de belanghebbenden, waaronder de advocaat van de betrokkene en het Openbaar Ministerie, niet hadden gereageerd op het verzoek, wat werd geïnterpreteerd als instemming met de wijziging. De rechtbank baseerde haar beslissing op artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat de mogelijkheid biedt om kennelijke fouten te corrigeren. De rechtbank besloot de expiratiedatum te wijzigen naar 19 januari 2025 en deze wijziging op de minuut van de eerdere beschikking te vermelden. De beschikking werd mondeling uitgesproken door mr. Van Eck, met mr. Oude Weernink als griffier, en is uitvoerbaar bij voorraad. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.