ECLI:NL:RBZWB:2024:9326

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
10 januari 2025
Zaaknummer
C/02/420202 FA RK 24-1238
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Voorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om wijziging van zorgregeling en kinderbijdrage in een ouderschapsplan

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure tussen een vrouw en een man, die gezamenlijk ouderlijk gezag uitoefenen over hun minderjarige kind. De vrouw heeft verzocht om een wijziging van de zorgregeling en de hoogte van de kinderbijdrage die de man dient te betalen. De zaak is behandeld op 25 juli 2024, waarbij beide partijen aanwezig waren, bijgestaan door een advocaat en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen een relatie hebben gehad en een minderjarige hebben, die door de man is erkend. In het ouderschapsplan dat partijen hebben opgesteld, zijn afspraken gemaakt over de zorgregeling en de financiële bijdrage van de man. De vrouw verzoekt de rechtbank om de maandelijkse bijdrage van € 250,00 te verhogen naar € 279,74 en om de zorgregeling te wijzigen. De rechtbank heeft partijen aangemoedigd om tot een gezamenlijke regeling te komen, maar heeft uiteindelijk de verzoeken van de vrouw toegewezen, waarbij de man verplicht wordt om de verhoogde bijdrage te betalen en de zorgregeling te wijzigen. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen. De beschikking kan in hoger beroep worden aangevochten bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummer: C/02/420202 FA RK 24-1238
Beschikking d.d. 27 augustus 2024
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. J.A. Scanlan, gevestigd te Roosendaal,
en
[de man],
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de man,
verweerder.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 14 maart 2024 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. Scanlan d.d. 31 maart 2024, met bijlage;
- het F9-formulier van mr. Scanlan d.d. 19 juli 2024, met bijlagen.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 25 juli 2024. Bij die gelegenheid is verschenen de man en de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. Tevens was aanwezig een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg, hierna te noemen de Raad.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad.
2.2.
Uit hun relatie is het volgende, nu nog minderjarige kind geboren: [minderjarige] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2018 (hierna: de minderjarige).
2.3.
De minderjarige is door de man erkend.
2.4.
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige.
2.5.
In het door partijen op 30 december 2020 ondertekende ouderschapsplan zijn partijen een zorgregeling overeengekomen.
2.6.
Ingevolge voormeld ouderschapsplan dient de man € 250,= per maand te betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige.

3.De verzoeken

3.1.
De vrouw verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
Primair
I. te bepalen dat de man met ingang van 1 maart 2024 € 279,74 per maand aan de vrouw dient te betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] ;
II. de overeengekomen verdeling van de zorg- en opvoedtaken te wijzigen en te bepalen dat de man en [minderjarige] gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar eenmaal per twee weken vrijdag na school waarbij de man [minderjarige] op school ophaalt tot zondag 18.30 uur waarbij de vrouw [minderjarige] bij de man thuis ophaalt;
III. partijen te verwijzen naar het zorgloket van de gemeente om aldaar deel te nemen aan het
Uniform Hulpaanbod traject.
Subsidiair
IV. te bepalen dat de man met ingang van 1 maart 2024 € 279,74 per maand aan de vrouw dient te betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] ;
V. de overeengekomen zorg- en opvoedtaken te wijzigen en te bepalen dat de man en [minderjarige]
gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar:
Regulier:
eenmaal per twee weken vrijdag na school waarbij de man [minderjarige] op school ophaalt tot
zondag 18.30 uur waarbij de vrouw [minderjarige] bij de man thuis ophaalt, met uitzondering van het weekend van Moederdag, waarbij [minderjarige] dan bij de vrouw verblijft;
Vakanties en feestdagen:
In de even jaren gedurende de voorjaarsvakantie, de eerste week van de mei vakantie, twee weken achtereen in de zomervakantie, Vaderdag, 24 december 18.30 uur tot 25 december 18.30 uur, in de oneven jaren gedurende de herfstvakantie, de tweede week van de mei vakantie, twee weken achtereen in de zomervakantie, Vaderdag, 25 december 18.30 uur tot 26 december 18.30 uur, 31 december 18.30 uur tot 1 januari 18.30 uur, waarbij de man [minderjarige] op school ophaalt of bij de vrouw thuis ophaalt als zij geen school heeft en de vrouw [minderjarige] bij de man thuis ophaalt; alle overige vakanties en feestdagen is [minderjarige] bij de vrouw.
Meer subsidiair
VI. te bepalen dat de man met ingang van 1 maart 2024 € 279,74 per maand aan de vrouw dient te betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] ;
VII. de overeengekomen zorg- en opvoedtaken zodanig te wijzigen als uw rechtbank in goede justitie vermeent te behoren.
3.2.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover relevant, ingegaan.

4.De beoordeling

Zorgregeling
4.1.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen, gedeeltelijk, overeenstemming bereikt ten aanzien van de zorgregeling. Partijen hebben afgesproken dat de minderjarige één weekend in de vier weken van vrijdag na school tot maandag naar school bij de man verblijft, waarbij de vrouw de minderjarige op vrijdag na school naar de man brengt en de man de minderjarige op maandagochtend naar school brengt. In het geval de man in verband met verplichtingen vanuit werk een omgangsweekend onverhoopt niet thuis is, zal de minderjarige bij oma vaderszijde verblijven. De vrouw brengt in dat geval de minderjarige op vrijdag bij oma vaderszijde en haalt haar hier op zondagavond op.
4.2.
Voorts zijn partijen, met uitzondering van kerst en oud en nieuw, het eens over de vakantieregeling, te weten dat de vakantieregeling zal gelden zoals verzocht door de vrouw, met dien verstande dat wederom geldt dat wanneer de man niet thuis is vanwege werkverplichtingen, de minderjarige bij oma vaderszijde wordt gebracht en aldaar zal verblijven en daar ook weer zal worden opgehaald. Dit betekent dat de minderjarige in de even jaren gedurende de voorjaarsvakantie, de eerste week van de meivakantie, twee weken achtereen in de zomervakantie en Vaderdag bij de man verblijft en in de oneven jaren gedurende de herfstvakantie, de tweede week van de mei vakantie, twee weken achtereen in de zomervakantie en Vaderdag, waarbij de man [minderjarige] op school ophaalt of bij de vrouw thuis als zij geen school heeft en de vrouw [minderjarige] bij de man thuis ophaalt. Alle overige vakanties en feestdagen, met uitzondering van kerst en oud en nieuw, is [minderjarige] bij de vrouw.
4.3.
Partijen zijn het niet eens kunnen worden de verdeling van de zorg- en opvoedtaken gedurende kerst en oud en nieuw. De vrouw wil graag een regeling waarbij de minderjarige afwisselend kerst en oud en nieuw bij de vrouw is. Zij vindt dat dit niet afhankelijk moet zijn van het werk van de man, omdat het in dat geval zou kunnen voorkomen dat de vrouw meerdere jaren achter elkaar geen kerst dan wel oud en nieuw met de minderjarige kan vieren. De man daarentegen is van mening dat deze feestdagen per jaar moeten worden verdeeld aan de hand van het werk van de man. De man wil als hij thuis is graag kerst of oud en nieuw met de minderjarige vieren. De man heeft geen invloed op wanneer hij moet werken.
4.4.
De rechtbank neemt bij haar beoordeling als uitgangspunt dat iedere ouder elk jaar een of twee kerstdagen met de minderjarige doorbrengt, waarbij ook de niet officiële derde kerstdag als kerstdag mag gelden. Ook geldt als uitgangspunt dat ouders om het jaar kerst dan wel oud en nieuw met de minderjarige doorbrengen. Dit betekent dat de navolgende regeling zal gelden voor de kerstdagen en oud en nieuw.
4.5.
Voor de verdeling van voornoemde feestdagen zal dit jaar (2024) aangesloten worden bij het werkrooster van de man. Werkt de man bijvoorbeeld met kerst, dan zal de minderjarige derde kerstdag en oud en nieuw dit jaar bij hem doorbrengen. Volgend jaar (2025) zal de minderjarige derde kerstdag en oud en nieuw bij de vrouw vieren. Dit wisselt zich de jaren daarna telkens af en is niet ieder jaar opnieuw afhankelijk van het werk van de man. De rechtbank gaat ervanuit dat ook voor de verdeling van de kerstdagen en oud en nieuw geldt dat als de man niet thuis is vanwege werkverplichtingen, de minderjarige bij oma vaderszijde wordt gebracht en aldaar zal verblijven.
Kinderbijdrage
4.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat de man met ingang van 1 maart 2024 € 279,74 per maand aan de vrouw dient te betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Partijen zijn deze bijdrage eerder reeds overeengekomen in het door hen opgestelde ouderschapsplan, maar de vrouw wenst deze graag bij beschikking vastgelegd te zien worden. De man voert hier geen verweer tegen, reden waarom de rechtbank het verzoek van de vrouw ten aanzien van dit punt zal toewijzen.
Communicatie
4.7.
De rechtbank is voorts gebleken dat partijen beiden de voorkeur hebben aan een onafhankelijke derde die hen ondersteunt in de samenwerking en communicatie aangaande de minderjarige. Hiertoe is het nodig dat partijen zich onafhankelijk van elkaar melden bij de gemeente. Partijen hebben toegezegd dit te doen. De rechtbank hoop dat partijen dat ook daadwerkelijk zullen doen, omdat het in het belang van de minderjarige is dat partijen als ouders kunnen samenwerken. Zoals door de Raad is toegelicht is de minderjarige op dit moment in haar leven zich juist bewust van de gezinsstructuur. Voor haar is het fijn als ouders blijvend positief met elkaar kunnen communiceren. Hierbij zullen partijen pijnpunten uit het verleden definitief achter zich moeten laten zodat ze zich kunnen concentreren op de toekomst van de minderjarige en het gezamenlijk ouderschap.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
bepaalt dat de man en de [minderjarige] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2018 in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar eenmaal per 4 weken van vrijdag na school tot maandag naar school en gedurende een deel van de vakanties en feestdagen conform hetgeen in rechtsoverwegingen 4.1. tot en met 4.5. is overwogen;
5.2.
bepaalt dat de man met ingang van 1 maart 2024 ten behoeve van de verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarige aan de vrouw voor de toekomst bij vooruitbetaling moet voldoen een bedrag van € 279,74 per maand;
5.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Voorn, en, in tegenwoordigheid van mr. Oude Weernink, griffier, in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2024
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.