In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 augustus 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind, alsook de wijziging van de kinderalimentatie. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.X. Scholten, verzocht om een regeling voor begeleide omgang met zijn kind, dat hij al drie jaar niet had gezien. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. L. Verheuvel, voerde verweer en stelde dat omgang niet in het belang van het kind was, gezien het agressieve gedrag van het kind en de recente veranderingen in zijn schoolomgeving. De Raad voor de Kinderbescherming adviseerde om te starten met begeleide omgang, wat de rechtbank uiteindelijk ook heeft besloten. De rechtbank oordeelde dat het in het belang van het kind was om contact te hebben met beide ouders, maar dat de opbouw van de omgang zorgvuldig moest gebeuren, met begeleiding van een instantie die het kind kent.
Daarnaast heeft de rechtbank de kinderalimentatie van de vader gewijzigd. De rechtbank stelde vast dat er een wijziging van omstandigheden was, namelijk het gewijzigde inkomen van de vader, wat een herbeoordeling van de alimentatie noodzakelijk maakte. De rechtbank besloot dat de bijdrage van de vader aan de kosten van verzorging en opvoeding van het kind met ingang van 28 maart 2024 werd vastgesteld op € 25,- per maand. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen.