In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 december 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging. Het verzoek tot zorgmachtiging is ingediend door de officier van justitie voor een betrokkene, geboren in 2001, die onder bewind is gesteld. De rechtbank heeft de beschikking verleend voor de duur van twaalf maanden, tot en met 20 december 2025. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, alsook middelgerelateerde en verslavingsstoornissen. Dit leidt tot ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade, en vereist verplichte zorg.
Tijdens de mondelinge behandeling is de betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn advocaat, en zijn er verpleegkundigen van het FACT-team aanwezig geweest. De betrokkene heeft aangegeven dat het goed met hem gaat en dat hij achter de verlenging van de zorgmachtiging staat. De advocaat heeft betoogd dat er geen incidenten zijn geweest en dat de betrokkene niet meer opgenomen hoeft te worden. De verpleegkundigen hebben echter zorgen geuit over het middelengebruik van de betrokkene en de impact daarvan op zijn omgeving.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis, gezien het gebrek aan ziektebesef en het afzeggen van afspraken door de betrokkene. De rechtbank heeft de gevraagde zorgmachtiging verleend en de noodzakelijke vormen van verplichte zorg vastgesteld, waaronder het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles. De rechtbank heeft de verzochte vormen van zorg die inbreuk maken op de bewegingsvrijheid afgewezen, omdat de noodzaak daarvan niet voldoende was gemotiveerd. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Van Eck, rechter, in aanwezigheid van mr. Boomaars, griffier.