ECLI:NL:RBZWB:2024:9371

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
11343089 CV EXPL 24-3460 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Luijks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident over voorlopige voorziening in civiele zaak tussen aannemersbedrijf en klant

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft het aannemersbedrijf, hierna te noemen [het aannemersbedrijf], een voorlopige voorziening gevorderd tegen [de klant]. De procedure is gestart met een dagvaarding op 26 september 2024, waarin [het aannemersbedrijf] betaling van een factuur van € 17.545,00 eiste, die door [de klant] was geweigerd. De werkzaamheden betroffen het dak van de woning van [de klant], uitgevoerd in februari 2024. Na een deskundigenonderzoek door [expertisebureau] B.V. op 8 mei 2024, dat gebreken aan het werk vaststelde, vorderde [het aannemersbedrijf] onder andere betaling van het openstaande bedrag en een voorlopige voorziening van € 13.158,75.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat [de klant] gemotiveerd betwist dat [het aannemersbedrijf] het werk naar behoren heeft uitgevoerd. Het rapport van [expertisebureau] vermeldde verschillende gebreken, waaronder lekkages en onjuiste aansluitingen, met herstelkosten begroot op € 16.140,00. De kantonrechter oordeelde dat [het aannemersbedrijf] onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat zijn vordering in de hoofdzaak zou worden toegewezen en dat hij niet kon aantonen dat hij niet kon wachten op de afloop van de hoofdzaak. Daarom werd de gevorderde voorlopige voorziening afgewezen.

In de beslissing werd [het aannemersbedrijf] in het ongelijk gesteld en veroordeeld tot betaling van de proceskosten van [de klant], vastgesteld op € 406,00. De zaak werd verder verwezen naar een rolzitting voor het nemen van een conclusie van antwoord door [de klant].

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 11343089 \ CV EXPL 24-3460
Vonnis in het incident van 18 december 2024
in de zaak van
[persoon 1] , H.O.D.N. [het aannemersbedrijf],
te [plaats 1] ,
eisende partij in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident,
hierna te noemen: [het aannemersbedrijf] ,
gemachtigde: mr. J.L.J. de Vos,
tegen
[persoon 2] E.V. [persoon 3],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
verwerende partij in het incident,
hierna te noemen: [de klant] ,
gemachtigde: [gemachtigde] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 26 september 2024 met producties 1 tot en met 13;
- de conclusie van antwoord in het incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[het aannemersbedrijf] en [de klant] hebben een aannemingsovereenkomst gesloten. In februari 2024 heeft [het aannemersbedrijf] werkzaamheden aan het dak van de woning van [de klant] uitgevoerd.
2.2.
[het aannemersbedrijf] heeft op 5 maart 2024 een factuur van € 17.545,00 aan [de klant] verzonden voor zijn werkzaamheden.
2.3.
[de klant] heeft geweigerd de factuur te betalen.
2.4.
Op 8 mei 2024 heeft de heer [naam 1] van [expertisebureau] B.V. in opdracht van de gemachtigde van [de klant] een onderzoek uitgevoerd aan het dak van [de klant] .

3.Het geschil

3.1.
[het aannemersbedrijf] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [de klant] te veroordelen:
- tot betaling van een bedrag van € 17.545,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 april 2024,
- tot afgifte van de conceptversie dan wel definitieve versie van de resultaten van het deskundigenonderzoek verricht door de heer [naam 1] van [expertisebureau] B.V., binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis,
- tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten tot een beloop van € 1.150,04 inclusief btw,
- tot betaling van de kosten van deze procedure,
- bij wijze van voorlopige voorziening tot betaling aan [het aannemersbedrijf] van € 13.158,75, zijnde 75% van de hoofdsom.
3.2.
[het aannemersbedrijf] legt het volgende ten grondslag aan de gevorderde voorlopige voorziening. [het aannemersbedrijf] stelt dat hij de overeengekomen werkzaamheden naar behoren heeft uitgevoerd. Indien er gebreken aan het werk zijn, dient hij in de gelegenheid te worden gesteld die te herstellen. [de klant] is niet bevoegd om betaling van de factuur op te schorten, althans hoogstens een partiële opschorting. [het aannemersbedrijf] stelt verder dat hij de betaling van [de klant] nodig heeft en dat hoe langer de betaling uitblijft, des te moeilijker het voor hem is financieel gezien stabiel te blijven. [het aannemersbedrijf] maakt aanspraak op betaling van een voorschot op de factuur.
3.3.
[de klant] voert verweer.

4.De beoordeling

In het incident
4.1.
Op grond van artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan iedere partij vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geschil. Deze vordering moet samenhangen met de hoofdvordering.
4.2.
Volgens vaste rechtspraak moet een partij voldoende belang hebben bij een voorlopige voorziening, in die zin dat van hem niet kan worden gevergd dat hij de afloop van de hoofdzaak afwacht. Daarvoor dient de rechter de belangen tussen partijen af te wegen tegen de achtergrond van de te verwachten resterende duur van de hoofdzaak en de proceskansen daarin. Bij een vordering tot betaling is in verband met het restitutierisico over het algemeen alleen plaats indien de vordering tot beloop van het gevorderde voorschot voldoende vaststaat of op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld.
4.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter is niet voldoende aannemelijk geworden dat de vordering van [het aannemersbedrijf] tot beloop van het gevorderde voorschot te zijner tijd in de hoofdzaak zal worden toegewezen. Aan de hand van het rapport van [expertisebureau] (productie 1 van [de klant] ) betwist [de klant] gemotiveerd dat [het aannemersbedrijf] het overeengekomen werk heeft uitgevoerd, en zij voert het verweer dat het werk van [het aannemersbedrijf] gebrekkig is. Het rapport vermeldt een aantal gebreken aan het werk van [het aannemersbedrijf] (pagina 9 van het rapport), namelijk lekkages door de aansluiting van de dakbedekking op de afvoeren, hogere opstanden onder de opgaande gevel van de belendende woning, de dakbedekking is op de zinken dakgoot aangebracht, de dakdoorvoer is niet vervangen waardoor geen goede aansluiting aanwezig is en plaatselijk zijn kleinere stukjes dakbedekking aangebracht. De herstelkosten worden in het rapport begroot op € 16.140,00 (pagina 16 van het rapport). Of [de klant] een beroep toekomt op opschorting van haar betalingsverplichting of een verrekenbare tegenvordering tot schadevergoeding heeft, is niet op voorhand van alle gegrondheid ontbloot. Nader onderzoek aan de hand van het debat van partijen is daarvoor nodig in de hoofdzaak. Op de uitkomst daarvan kan op dit moment niet met voldoende mate van zekerheid vooruit worden gelopen.
4.4.
Daarnaast geldt dat [het aannemersbedrijf] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld dat van hem niet kan worden gevergd de afloop van de hoofdzaak af te wachten. De algemene stelling dat hij de betaling van € 17.545,00 van [de klant] nodig heeft en dat het steeds moeilijker wordt om financieel stabiel te blijven, is daarvoor onvoldoende. Een concretisering aan de hand van financiële gegevens waaruit dat blijkt, had op zijn weg gelegen. Die concretisering ontbreekt.
4.5.
De kantonrechter zal de gevorderde voorlopige voorziening afwijzen.
4.6.
[het aannemersbedrijf] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [de klant] worden vastgesteld op één punt salarisgemachtigde ad € 406,00.
In de hoofdzaak
4.7.
De kantonrechter zal de zaak verwijzen naar de in de beslissing vermelde rolzitting voor het nemen van een conclusie van antwoord door [de klant] .
4.8.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

In het incident
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt [het aannemersbedrijf] in de proceskosten van € 406,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.3.
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
In de hoofdzaak
5.4.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
15 januari 2024 te 09:00 uurvoor conclusie van antwoord door [de klant] ,
5.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Luijks en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024.