ECLI:NL:RBZWB:2024:9373

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 december 2024
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
C/02/430236 / FA RK 24-6075
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting inbewaringstelling van een betrokkene met de ziekte van Huntington

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 december 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene die lijdt aan de ziekte van Huntington. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op basis van de Wet zorg en dwang (Wzd). De betrokkene, geboren in 1975, verblijft momenteel in een accommodatie en heeft te maken met psychotische episodes als gevolg van haar aandoening. De burgemeester van de gemeente Altena heeft de inbewaringstelling op 24 december 2024 opgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 december 2024 zijn de betrokkene, haar advocaat en enkele zorgprofessionals gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, waaronder risico op ernstig lichamelijk letsel en psychische schade, als gevolg van haar gedrag en de weigering om medicatie in te nemen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is om dit nadeel te voorkomen. De rechtbank heeft de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verleend voor de duur van zes weken, met als doel de betrokkene opnieuw goed in te stellen op haar medicatie en te werken aan een terugkeer naar huis. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter mr. Phillips, met griffier mr. Wallerbos, en is op schrift gesteld op 7 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/430236 / FA RK 24-6075
Datum uitspraak: 30 december 2024
Beschikking voortzetting inbewaringstelling
op het verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1975 in [geboorteplaats],
hierna te noemen betrokkene,
wonend in [plaats 1],
nu verblijvende in de [accommodatie] te [plaats 2],
advocaat mr. V.C. Andeweg te Breda.
De rechtbank merkt als belanghebbende in deze procedure aan:
[de mentor],
de zus van betrokkene, in haar hoedanigheid als mentor van betrokkene,
wonend te [plaats 1],
hierna te noemen: de mentor.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 27 december 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 30 december 2024. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
  • mw. [naam 1], casemanager;
  • mw. [naam 2], arts in opleiding tot specialist ouderengeneeskunde (waarnemend).
1.3.
Bij aanvang van de mondelinge behandeling heeft de advocaat aangegeven dat de mentor op de hoogte was van de mondelinge behandeling, maar dat zij ervoor heeft gekozen om hierbij niet aanwezig te zijn.

2.Wat vaststaat

2.1.
Betrokkene verblijft met een inbewaringstelling in de [accommodatie], [locatie] te [plaats 2]. De burgemeester van de gemeente Altena heeft de inbewaringstelling op 24 december 2024 genomen.

3.Het verzoek

3.1.
Het CIZ verzoekt de rechtbank om voor betrokkene een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling te verlenen.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank verleent de gevraagde machtiging voor de duur van zes weken. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
4.2.
Uit de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, blijkt dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • ernstige psychische schade;
  • maatschappelijke teloorgang;
  • de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
4.3.
Vermoed wordt dat het ernstig nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een ziekte of aandoening die op grond van artikel 1, vierde lid van de Wet zorg en dwang (Wzd) gelijkgesteld is aan een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap. Betrokkene lijdt aan de ziekte van Huntington en kampt, in verband daarmee, met psychotische episodes.
4.4.
Gebleken is dat betrokkene thuis woont en dat zij ambulante zorg en begeleiding krijgt vanuit De [locatie] (een gespecialiseerd centrum voor mensen met de ziekte van Huntington). Doordat betrokkene al enige tijd weigert om haar medicatie in te nemen, is zij echter psychotisch gedecompenseerd en kampt zij in toenemende mate met achterdocht. Momenteel verkeert zij in de veronderstelling dat er een complot gaande is tegen haar. Onder invloed van psychotische belevingen, eet en drinkt betrokkene weinig waardoor er een risico bestaat op ernstige gezondheidsschade. Daarnaast vertoont betrokkene verbale agressie en is er sprake van een risico op maatschappelijke teloorgang. Ook lijkt betrokkene niet goed voor haar vogels te zorgen, nu er een dode vogels bij haar thuis zijn aangetroffen. Vanwege het gedrag van betrokkene is haar zus, die tevens haar mentor is, overbelast geraakt. Althans zij heeft tijdelijk een stapje teruggedaan. Indien de psychotische belevingen van betrokkene onbehandeld blijven, dreigt bovendien ernstige psychische schade. Sinds enkele dagen verblijft betrokkene in de accommodatie. Daar wordt gezien dat betrokkene zich terugtrekt en dat zij de noodzakelijk geachte zorg en medicatie weigert.
4.5.
Betrokkene heeft aangegeven dat het goed met haar gaat en dat er leugens over haar verteld worden. Namens betrokkene is daarom gepleit om het verzoek af te wijzen. Namens betrokkene heeft de advocaat voorts, samengevat, aangevoerd dat het lange tijd goed is gegaan, maar dat het momenteel wat minder goed met haar gaat. De advocaat vindt het (subsidiair) vooral van belang dat betrokkene opnieuw goed wordt ingesteld op haar medicatie en dat er in de komende weken zal worden ingezet op een terugkeer naar huis.
4.6.
De rechtbank is, gezien de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, van oordeel dat er in ieder geval op dit moment sprake is van zodanig ernstig (dreigend) nadeel bij betrokkene dat een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht.
4.7.
Voortzetting van de inbewaringstelling is noodzakelijk en geschikt om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
4.8.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.9.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek toewijzen en een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verlenen voor de verzochte (maximale) duur van zes weken. In die periode zal betrokkene, in het kader van haar opname en verblijf in de accommodatie, wederom goed worden ingesteld op haar medicatie met als doel een terugkeer van betrokkene naar huis. Aangezien het naar verwachting enige tijd zal duren voordat de antipsychotica goed zal aanslaan, zoals de arts heeft aangegeven, ziet de rechtbank geen aanleiding om een machtiging voor een kortere duur te verlenen. Daar staat tegenover dat van de behandelaren wordt verwacht dat zij de opname en het verblijf van betrokkene in de accommodatie niet langer zullen laten voortduren dan strikt noodzakelijk is.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor [betrokkene], geboren op [geboortedag] 1975 in [geboorteplaats];
5.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 10 februari 2025.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 december 2024 door mr. Phillips, rechter, in aanwezigheid van mr. Wallerbos, griffier en op schrift gesteld op 7 januari 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.