In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 december 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene die lijdt aan de ziekte van Huntington. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op basis van de Wet zorg en dwang (Wzd). De betrokkene, geboren in 1975, verblijft momenteel in een accommodatie en heeft te maken met psychotische episodes als gevolg van haar aandoening. De burgemeester van de gemeente Altena heeft de inbewaringstelling op 24 december 2024 opgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 december 2024 zijn de betrokkene, haar advocaat en enkele zorgprofessionals gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, waaronder risico op ernstig lichamelijk letsel en psychische schade, als gevolg van haar gedrag en de weigering om medicatie in te nemen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is om dit nadeel te voorkomen. De rechtbank heeft de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verleend voor de duur van zes weken, met als doel de betrokkene opnieuw goed in te stellen op haar medicatie en te werken aan een terugkeer naar huis. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter mr. Phillips, met griffier mr. Wallerbos, en is op schrift gesteld op 7 januari 2025.