ECLI:NL:RBZWB:2024:9381

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 juli 2024
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
C/02/424429 JE RK 24-1265 en C/02/424802 / FA RK 24-3336
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing en vervangende toestemming inschrijving school

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 juli 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], en de vervangende toestemming voor inschrijving op school. De zaak betreft een conflict tussen de ouders van [minderjarige], de vader en de moeder, die beiden betrokken zijn bij de opvoeding en zorg voor hun kind. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de opvoedsituatie bij de moeder, die de ontwikkeling en veiligheid van [minderjarige] in gevaar zou brengen. De moeder heeft de vader beschuldigd van seksueel grensoverschrijdend gedrag, wat heeft geleid tot een zedenonderzoek, waaruit bleek dat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldigingen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de moeder [minderjarige] negatief beïnvloedt en dat er een loyaliteitsconflict bestaat. De vader heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij hem, wat door de kinderrechter is toegewezen. Tevens heeft de vader verzocht om vervangende toestemming voor de inschrijving van [minderjarige] op een basisschool en een buitenschoolse opvang, wat ook is toegewezen. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de maatregelen onmiddellijk kunnen worden uitgevoerd in het belang van [minderjarige].

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummer: C/02/424429 JE RK 24-1265 en C/02/424802 / FA RK 24-3336
Uitwerking verkorte beschikking d.d. 29 juli 2024
in de zaken van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
gevestigd te Middelburg,
verzoekster in de zaak
JE RK 24-1265,
belanghebbende in de zaak
FA RK 24-3336,
en
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. M.V. de Nooijer te Middelburg.
verzoeker in de zaak
FA RK 24-3336,
belanghebbende in de zaak
JE RK 24-1265,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2019 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende in beide zaken aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. M.P. Kapteijn te Middelburg,
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, hierna te noemen: de Raad.
1. Het procesverloop
1.1 De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
In de procedure met zaaknummer C/02/424429 / JE RK 24-1265
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 11 juli 2024;
- de pleitnota van mr. Kapteijn.
In de procedure met zaaknummer C/02/424802 / FA RK 24-3336
- het op 19 juli 2024 ingekomen verzoekschrift, met bijlagen;
- de pleitnota van mr. Kapteijn.
1.2 Gelet op de nauwe samenhang van de onderhavige door partijen ingediende verzoeken zijn deze verzoeken gezamenlijk mondeling behandeld op 26 juli 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat. Tevens was aanwezig een vertegenwoordigster van de GI. De Raad heeft de rechtbank voorafgaand aan de mondelinge behandeling laten weten niet beschikbaar te zijn en is derhalve niet verschenen.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie gehad uit welke relatie het navolgende thans nog minderjarige kind geboren:
- [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2019.
2.2
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige.
2.3
De minderjarige verblijft bij de moeder.
2.4
Bij beschikking van deze rechtbank van 3 november 2022 is [minderjarige] door de kinderrechter onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 3 november 2022 en tot 3 november 2023. Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 26 oktober 2023 is de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van een jaar, te weten met ingang van 3 november 2023 en tot 3 november 2024.
2.5
Bij beschikking van deze rechtbank van 22 maart 2024 is door de kinderrechter op verzoek van de GI een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken is bepaald waarbij – voor zover hier van belang – de minderjarige tijdens de zomervakantie de eerste 3 weken bij de vader verblijft.
2.6.
Bij beschikking van deze rechtbank van 14 juni 2024 heeft de rechtbank de vader vervangende toestemming verleend om van 9 juli 2024 tot 30 juli 2024 met de minderjarige af te reizen naar Spanje. Daarnaast heeft de rechtbank vervangende toestemming verleend voor de aanvraag van een identiteitskaart.

3.De verzoeken

In de procedure met zaaknummer C/02/424429 / JE RK 24-1265
3.1.
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader met gezag voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
In de procedure met zaaknummer C/02/424802 / FA RK 24-3336
3.2.
De vader verzoekt,
I. De toestemming van moeder voor de inschrijving op [de basisschool] te
[woonplaats 1] te vervangen door de toestemming van uw rechtbank;
II. De toestemming van moeder voor de inschrijving op [BSO] te
[woonplaats 1] te vervangen door de toestemming van uw rechtbank;
III. De vrouw te veroordelen om binnen zeven dagen na afgifte van deze beschikking de
zorgpas van de minderjarige aan de vader af te geven;
IV. Deze beschikking, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren;
V. Kosten rechtens.
3.3.
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover relevant, hierna ingegaan.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft haar verzoek. Er bestaan al langere tijd zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder thuis. Door middel van hulpverlening is getracht de zorgen weg te nemen, echter tevergeefs; de zorgen zijn enkel toegenomen. De moeder draagt haar negatieve ervaring uit het verleden over op [minderjarige] . Zij handelt vanuit haar eigen behoeften en aldus niet in het belang van [minderjarige] . Zo belemmert de moeder de vader in het contact met [minderjarige] door haar geen emotionele toestemming te geven. Er is bij [minderjarige] sprake van een loyaliteitsconflict. Daarnaast beschuldigt de moeder de vader van seksueel grensoverschrijdend gedrag, dan wel misbruik. Zij heeft hier aangifte voor gedaan waarna zij de omgang tussen [minderjarige] en de vader heeft stopgezet. Inmiddels is het zedenonderzoek afgerond en zal de vader niet worden vervolgd. Door de zedenpolitie is aangegeven dat er in het dossier weinig onderbouwing is voor een scenario van seksueel misbruik door de vader en juist veel aanwijzingen voor het alternatieve scenario, te weten dat er geen sprake is van misbruik. De GI geeft aan dat uit de conclusie van de Expertisegroep volgt dat moeder een actieve rol aanneemt in het negatief beïnvloeden van [minderjarige] hieromtrent. De uitlatingen van [minderjarige] tijdens het verhoor door de zedenpolitie zijn volgens de Expertisegroep ingegeven dan wel beïnvloed door de moeder. Ondanks de conclusie van het zedenonderzoek blijft de moeder aangeven dat ze [minderjarige] altijd blijft geloven en dat ze weet dat het is gebeurd. De GI betwijfelt dan ook of wat de moeder aangeeft, te weten dat ze achter de conclusie van het zedenonderzoek staat, klopt. De GI benadrukt dat de Expertisegroep niet snel betrokken raakt. De GI gaat uit van hun professionaliteit en neemt hun conclusie naar waarheid over. Ook belemmert de moeder [minderjarige] in het aangaan van sociale contacten, doordat zij niet met vriendinnetjes mag gaan spelen. De moeder diskwalificeert leerkrachten en stagiaires door bijvoorbeeld naar hen te schelden en haar middelvinger op te steken. De GI stelt dat er een risico bestaat op ontvoering wanneer [minderjarige] na de vakantie bij de vader terug naar de moeder gaat. Reden waarom ze dit verzoek hebben ingediend gedurende de vakantie van [minderjarige] bij de vader.
De GI vindt het in het belang van [minderjarige] dat zij bij de vader gaat wonen. De vader en zijn partner zijn hechtingsfiguren voor [minderjarige] . Zij kunnen bieden wat [minderjarige] nodig heeft en kunnen haar veiligheid waarborgen. De vader uit zich in het bijzijn van [minderjarige] en tegen [minderjarige] positief over de moeder en hij sluit aan bij haar behoeften. In reactie op het verweer namens de moeder geeft de GI nog aan dat een moeder-kindhuis niet passend is, nu er geen sprake is van gevaar. Gezien het risico op ontvoering van [minderjarige] door de moeder zal ingezet worden op begeleid contact. Ook zal er onderzoek worden gedaan naar de hechting van [minderjarige] en er zal worden gekeken naar speltherapie.
4.2.
De vader stemt in met het verzoek tot uithuisplaatsing. Hij maakt zich al jaren zorgen over [minderjarige] . Gezien de focus die op hem lag vanwege het zedenonderzoek kon hij dit niet aankaarten. De vreselijke beschuldiging en het feit dat de moeder de vader nog steeds uitmaakt voor pedofiel is schadelijk voor de vader, maar ook voor [minderjarige] . Volgens de zeer deskundige Expertisegroep van de zedenpolitie is [minderjarige] lang blootgesteld aan geestelijke beïnvloeding; de moeder heeft [minderjarige] dagelijks bevraagd en beïnvloed wat er zou zijn gebeurd. De moeder deelt op sociale media bijna dagelijks afbeeldingen over pedofilie. De vader maakt zich veel zorgen. Op vakantie heeft hij gezien dat [minderjarige] veel dingen zegt en doet die niet bij haar leeftijd passen. Ook weet [minderjarige] niet goed hoe ze contact moet leggen met leeftijdsgenoten; ze stort zich op een vriendinnetje door veel kusjes en knuffels te geven, waardoor zij hen juist afstoot. De vader maakt zich zorgen over de psychische gesteldheid van de moeder en de mate waarin zij hem diskwalificeert als vader. De moeder noemt hem een pedofiel, ze heeft leerkrachten uitgescholden in het bijzijn van [minderjarige] en ze heeft de moeder van de vader bedreigd. De moeder gaat op in de strijd met vader en de hulpverlening en verliest hierbij de belangen van [minderjarige] uit het oog. De vader doet, in tegenstelling tot de moeder, geen negatieve uitspraken over haar. Een loyaliteitsconflict alleen is weliswaar geen reden tot een uithuisplaatsing, maar gezien alle andere zorgen die er zijn is een machtiging tot uithuisplaatsing wel degelijk aan de orde. De vader kan [minderjarige] een veilige basis bieden. Hij zal haar niet weghouden bij de moeder en wil juist een fijn contact tussen hen. Wanneer de GI dit contact organiseert zal hij altijd toestemming geven. De vader laat zien dat hij ondanks alles de belangen van [minderjarige] vooropstelt. Hij is bang dat wanneer [minderjarige] terug naar de moeder keert, zij zal vluchten. Hier heeft zij in het verleden mee gedreigd en de moeder heeft ook familie in het buitenland. De vrees is dan ook reëel.
Ten aanzien van zijn verzoeken tot vervangende toestemming voor de inschrijving op de bassischool en de BSO geeft de vader aan dat dit een voorwaardelijk verzoek betreft, voor het geval de machtiging tot uithuisplaatsing wordt verleend. De vader begrijpt dat een wijziging van de school ingrijpend is, maar is van mening dat de nadelen niet opwegen tegen de voordelen. De afstand tussen de huidige school en de woning van de vader is te groot. De huidige school van [minderjarige] gaat bovendien fuseren en gelet op de huidige situatie op de school, waarbij de GI heeft laten weten dat de moeder leerkrachten heeft uitgescholden, kan de vader zich niet voorstellen dat het goed gaat met [minderjarige] daar en dat ze veilig is. De vader vindt het belangrijk dat [minderjarige] na school met vriendjes en vriendinnetjes kan afspreken. De ouders van de kinderen op de huidige school zijn op de hoogte van de situatie; de moeder heeft verspreid dat de vader een pedofiel is en zij geven hun kinderen niet aan hem mee om te spelen met [minderjarige] . Ook is het in het belang van [minderjarige] om naar school te gaan in de buurt van waar zij woont, zodat zij een band kan opbouwen met de buurtkinderen.
4.3.
De moeder voert verweer tegen het verzoek van de GI en de verzoeken van de man. De moeder legt zich neer bij de conclusie van de zedenpolitie om de vader niet te vervolgen. De moeder ontkent het door de GI beschreven gedrag naar leerkrachten en stagiaires van de school van [minderjarige] te hebben vertoond. Zij heeft wel eens wat minder subtiel aan een andere ouder aangegeven dat zij geen hulp nodig had bij het tegenhouden van haar bakfiets, welke door een storm de lucht in ging. Ook heeft zij in een privésituatie een keer een middelvinder opgestoken naar een ouder. De moeder heeft aldus een andere lezing van hetgeen is gebeurd dan hoe het in het verzoekschrift van de GI staat beschreven. [minderjarige] heeft weldegelijk veel vriendinnetjes van school en daarmee worden afspraken gemaakt. De moeder heeft contact met hun ouders en ook heeft [minderjarige] een kinderfeestje gehad en speelt zij heel veel buiten in de speeltuin met andere kinderen. De sociale situatie van [minderjarige] is dan ook niet zorgwekkend. Vader doet weliswaar geen belastende uitspraken in het bijzijn van [minderjarige] , maar zijn gevoelens naar de moeder zijn duidelijk zichtbaar en dit krijgt [minderjarige] mee. Er is bij de vader geen begrip voor de situatie van de moeder. [minderjarige] wordt nu niet belast met volwassen problematiek, dit zou dan gaan over een toekomstig risico. Dit risico is op een andere manier te voorkomen dan via een uithuisplaatsing. De moeder vraagt zich af waarom zij geen hulp krijgt, hetgeen eerst zou moeten gebeuren alvorens zo’n drastische maatregel wordt genomen. De moeder werkt aan haar boosheid door een therapeutische vorm van sporten, hier wordt nog een vorm in gezocht. Ook moet nieuwe hulpverlening voor zowel de moeder als [minderjarige] gaan starten. Eerst zal moeten worden bekeken wat dit met de moeder en [minderjarige] doet. Doordat de moeder en [minderjarige] enorm aanhankelijk aan elkaar zijn, zoals in het gezinsplan staat beschreven, is het juist zo belangrijk dat er alles aan moet zijn gedaan om de moeder en [minderjarige] als gezin intact te houden voordat er tot een zo ingrijpende beslissing als uithuisplaatsing wordt overgegaan, ook als dit bij de andere ouder is. Op dit moment gebeuren er nog veel dingen in de vorm van hulpverlening. Boven wordt het loyaliteitsconflict alleen maar vergroot als [minderjarige] bij de vader gaat wonen. Nu de machtiging tot uithuisplaatsing naar het standpunt van de moeder niet dient te worden verleend, moet ook het verzoek van de vader voor wat betreft de wijziging van de school worden afgewezen. [minderjarige] heeft het erg naar haar zin op school en het gaat goed met haar. Ook wanneer [minderjarige] wel bij de vader zal gaan wonen, zullen de vader en zijn partner dat maar moeten regelen. Het is voor de moeder praktisch en financieel onmogelijk om naar Colombia te gaan. De moeder geeft aan niks liever te willen, maar omdat [minderjarige] hier in Nederland een vader heeft, blijft ze. De moeder maakt zich zorgen over [minderjarige] , omdat iemand die is misbruikt andere en rare gedragingen laat zien.

5.De beoordeling

In de procedure met zaaknummer C/02/424429 / JE RK 24-1265:
5.1.
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
5.2.
Op basis van de inhoud van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is de kinderrechter van oordeel dat het verzoek van de GI dient te worden toegewezen nu voldaan wordt aan de wettelijke criteria zoals hierboven vermeld. Dit betekent dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader wordt verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter zal de beslissing hieronder toelichten.
5.3.
De kinderrechter maakt zich ernstige zorgen over de ontwikkeling en veiligheid van [minderjarige] . Volgens de Expertisegroep van de zedenpolitie zou de moeder [minderjarige] dagelijks, schijnbaar suggestief en sturend, hebben bevraagd over wat er zou zijn gebeurd, hetgeen ertoe heeft geleid dat [minderjarige] met haar uitspraken over wat de vader zou hebben gedaan aansloot bij wat zij dacht dat de moeder wilde horen. De Expertisegroep stelt dat [minderjarige] haar verklaringen niet los kunnen worden gezien van de invloed van de moeder in de maanden (of jaren) daarvoor en de negatieve verhouding tussen de ouders. De kinderrechter acht de conclusie van de Expertisegroep van de zedenpolitie veelzeggend. Dat de moeder [minderjarige] dusdanig, vanuit haar eigen negatieve ervaringen in het verleden, heeft beïnvloed vindt de kinderrechter zeer zorgelijk. De moeder belemmert [minderjarige] hiermee in de vrije beeldvorming van de vader en belast haar met ontzettend ingrijpende uitspraken en (fictieve) gebeurtenissen. Dat de moeder tijdens de mondelinge behandeling aan blijft geven dat ze weet wat er is gebeurd en dat ze vertrouwt op wat [minderjarige] zegt, vergroot de zorgen enkel. De kinderrechter heeft niet het vertrouwen dat de moeder haar gedrag en uitingen over de vader zal aanpassen. Ook is zij niet in staat om [minderjarige] emotionele toestemming te geven voor contact met de vader. De moeder stelt haar eigen behoeften boven die van [minderjarige] . [minderjarige] raakt hierdoor in een loyaliteitsconflict, althans zij is dit reeds geraakt. Daarnaast heeft de moeder leerkrachten en stagiaires op de school van [minderjarige] uitgescholden en een middelvinger naar hen opgestoken. Zij belemmert [minderjarige] voorts in het aangaan van sociale contacten door haar niet met klasgenootjes te laten spelen. De wens van de moeder naar Colombia te vertrekken en daarmee [minderjarige] te onttrekken aan het ouderlijk gezag van de vader, baart te kinderrechter voorts grote zorgen. Dat de moeder tijdens de mondelinge behandeling aangeeft dat dit praktisch niet mogelijk is stelt de kinderrechter hierin allerminst gerust. Dat [minderjarige] in haar ontwikkeling wordt bedreigd uit zich ook in haar gedrag. Zij kent een vreemde manier van contact leggen met leeftijdsgenootjes en doet uitspraken die niet bij haar leeftijd passen.
5.4.
Gelet op vorenstaande staat voor de kinderrechter vast dat er sprake is van een zeer zorgelijke thuissituatie bij de moeder. Het is ondanks meerdere pogingen niet gelukt hier door middel van hulpverlening verandering in aan te brengen. De zorgen zijn enkel vergroot. Het is derhalve in het belang van de ontwikkeling en de veiligheid van [minderjarige] dat zij bij de vader zal verblijven nu dat een veilige plek voor haar is. Zoals aangegeven door de GI kan de vader [minderjarige] , in tegenstelling tot de moeder, wel een veilige thuissituatie bieden waarin zij emotionele toestemming krijgt ook contact te hebben met de moeder. De vader en zijn partner worden in staat geacht aan te sluiten bij de behoeften van [minderjarige] . Bij de vader kan [minderjarige] de door de GI noodzakelijk geachte hulpverlening krijgen en toekomen aan haar ontwikkelingstaken. Een uithuisplaatsing bij de vader acht de kinderrechter dan ook het meest in het belang van [minderjarige] .
In de procedure met zaaknummer C/02/424802 / FA RK 24-3336:
5.5.
In artikel 1:253a lid 1 BW staat dat geschillen over het samen uitoefenen van het gezag op verzoek van een ouder aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd. De rechtbank neemt dan een beslissing die zij in het belang van het kind vindt.
5.6.
De kinderrechter realiseert zich dat een wijziging van school een ingrijpende beslissing betreft, maar acht gelet op de hiervoor overwogen beslissing van de kinderrechter om [minderjarige] uit huis te plaatsen bij de vader, ook een verandering van school het meest in het belang van [minderjarige] . Allereerst vindt de kinderrechter het in het belang van [minderjarige] dat zij in de buurt waar zij woont naar school gaat, zodat zij ook hier haar sociale contacten kan opbouwen. Daarnaast is het de vader door de moeder onmogelijk gemaakt zich als betrokken verzorgende ouder op de huidige school van [minderjarige] te gaan gedragen. De moeder heeft op de huidige school verspreid dat de vader een pedofiel is. Gezien het door de moeder geschetste beeld van de vader en zijn hierdoor ontstane slechte reputatie, zullen ouders hun kinderen niet meegeven om bij [minderjarige] , en dus bij de vader thuis, te gaan spelen. Dit belemmert [minderjarige] in het opbouwen van een band met klasgenoten en is aldus niet in haar belang. De impact van een wijziging van een school wordt op dit moment door de kinderrechter voorts minder groot geacht gezien het feit dat [minderjarige] nog maar net groep 1 heeft afgerond, zij gelijk in het nieuwe schooljaar op een nieuwe school kan starten en zij, ook gezien de fusering van de huidige school, in elke situatie een wijziging zou hebben moeten doormaken. Dat hier een inschrijving op de BSO van de nieuwe school mee gepaard gaat vindt de kinderrechter een logisch en noodzakelijk gevolg van voorgaande beslissing.
5.7.
Voorts inherent aan de beslissing tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader is dat [minderjarige] medische zorg moet kunnen krijgen wanneer nodig. Het is in het cruciale belang van [minderjarige] dat de vader dit op ieder moment per direct in kan zetten, zonder problemen te krijgen met de zorgverzekering. Hiertoe dient de vader beschikking te hebben over de zorgpas. De kinderrechter zal het verzoek van de man met betrekking tot de zorgpas dan ook toewijzen.
5.8.
Het vorenstaande leidt tot de navolgende beslissing, welke de kinderrechter uitvoerbaar bij voorraad zal verklaren omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarige noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

6.De beslissing

De rechtbank:
In de procedure met zaaknummer C/02/424429 / JE RK 24-1265:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de andere ouder met gezag, te weten de vader, met ingang van 29 juli 2024 en tot 3 november 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
In de procedure met zaaknummer C/02/424802 / FA RK 24-3336:
6.3.
geeft aan de vader – ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de moeder – toestemming om de [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2019 te [geboorteplaats] , op de [de basisschool], gevestigd aan [adres] te [woonplaats 1] in te schrijven;
6.4.
geeft aan de vader – ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de moeder – toestemming om voornoemde minderjarige op [BSO], gevestigd aan [adres] te [woonplaats 1] in te schrijven;
6.5.
veroordeelt de moeder om binnen zeven dagen na afgifte van deze beschikking de
zorgpas van de minderjarige aan de vader af te geven;
6.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2024 door mr. De Beer, rechter en tevens kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Oude Weernink als griffier, en op schrift gesteld op 12 augustus 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.