In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 september 2024, is een verzoek ingediend door de man, die de wijziging van het hoofdverblijf van de minderjarige naar zijn adres wenst. De man heeft de minderjarige erkend en samen met de vrouw, de moeder van de minderjarige, hebben zij gezag over het kind. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een mondelinge zitting op 2 augustus 2024, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige in staat was om haar wensen kenbaar te maken tijdens een kindgesprek.
De rechtbank heeft de verzoeken van de man beoordeeld, waaronder het verzoek om het hoofdverblijf van de minderjarige te wijzigen en de zorgregeling te handhaven. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen afgesproken om hulpverlening in te schakelen en een mediator aan te stellen om de communicatie en het contact tussen de man en de minderjarige te verbeteren. De rechtbank heeft besloten de behandeling van de zaak aan te houden in afwachting van het verloop van het hulpverleningstraject. De man heeft zijn verzoeken tot wijziging van het hoofdverblijf en ondertoezichtstelling ingetrokken, waardoor deze verzoeken niet meer in behandeling worden genomen.
De rechtbank heeft de zaak aangehouden tot een pro forma datum en verwacht dat de advocaten van partijen voor die datum rapporteren over de voortgang van de mediation. De rechtbank heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de man de strijd met de vrouw loslaat en zich richt op de minderjarige, zodat er een positieve band kan worden opgebouwd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en andere verzoeken zijn afgewezen.