In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 september 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure betreffende de wijziging van een zorgregeling en de kinderbijdrage na een echtscheiding. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. Schuttkowski, verzoekt om wijziging van de zorgregeling voor hun minderjarige kind, [minderjarige 1], en om een verhoging van de kinderbijdrage die de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.M. Remijn, dient te betalen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 2 augustus 2024, waarbij beide partijen aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming.
De rechtbank oordeelt dat de huidige zorgregeling niet in het belang van de minderjarige is, aangezien er al een jaar geen uitvoering aan is gegeven. De minderjarige heeft aangegeven niet open te staan voor contact met de man totdat deze excuses aanbiedt voor eerder gedrag. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw om de zorgregeling te wijzigen toe, omdat het belang van de minderjarige voorop staat.
Daarnaast heeft de rechtbank de financiële situatie van beide partijen beoordeeld. De vrouw heeft verzocht om een verhoging van de kinderbijdrage, onderbouwd met wijzigingen in de omstandigheden, zoals de leeftijd van hun andere kind en de financiële draagkracht van de man. De rechtbank komt tot de conclusie dat er sprake is van relevante wijzigingen die een aanpassing van de kinderbijdrage rechtvaardigen. De man wordt veroordeeld tot betaling van € 298,= per maand aan de vrouw voor de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, met ingang van 16 april 2024. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.