Uitspraak
2.De feiten
3.De verzoeken
4.De beoordeling
Wijziging van omstandigheden
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 november 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van de kinderbijdrage voor twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.E. van Hevele, verzocht om de bijdrage voor [minderjarige 1] per 1 juli 2023 op nihil te stellen, terwijl de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Kalle, verzocht om de bijdrage voor [minderjarige 2] vast te stellen op € 238,- per maand met ingang van 14 november 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man en de vrouw gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag over de minderjarigen en dat de man de Belgische en de vrouw de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 16 oktober 2024, waarbij beide partijen aanwezig waren.
De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een wijziging van omstandigheden, aangezien [minderjarige 1] sinds september 2022 bij de man verblijft. De rechtbank heeft geoordeeld dat de bijdrage voor [minderjarige 1] met ingang van 1 juli 2023 op nihil moet worden gesteld, omdat de man vanaf die datum geen bijdrage meer heeft betaald. Voor [minderjarige 2] heeft de rechtbank de bijdrage vastgesteld op € 238,- per maand, ingaande op 29 mei 2024, de datum van indiening van het zelfstandig verzoek van de vrouw. De rechtbank heeft ook bepaald dat de vrouw de eventueel te veel betaalde kinderbijdrage voor [minderjarige 1] niet aan de man hoeft terug te betalen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de man zijn financiële situatie onvoldoende heeft onderbouwd en dat de vrouw haar standpunt met financiële stukken heeft onderbouwd. De rechtbank heeft de verzoeken van de man en de vrouw beoordeeld en de relevante wetgeving, zoals artikel 1:402 BW en artikel 150 Rv, in haar beslissing betrokken.