ECLI:NL:RBZWB:2024:9396

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
C/02/419515 FA RK 24-880 en C/02/425748 FA RK 24-3821
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding geregistreerd partnerschap en vaststelling ouderschapsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 november 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de ontbinding van een geregistreerd partnerschap tussen een man en een vrouw, die samen twee minderjarige kinderen hebben. De partijen zijn in 2011 in Vlissingen een geregistreerd partnerschap aangegaan en hebben sindsdien gezamenlijk het ouderlijk gezag over hun kinderen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een mondelinge zitting op 7 november 2024, waar beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. Tijdens deze zitting is gebleken dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de ontbinding van hun geregistreerd partnerschap en de bijbehorende nevenvoorzieningen, waaronder een ouderschapsplan. De man heeft verzocht om de ontbinding van het partnerschap en om de afspraken die in het ouderschapsplan zijn vastgelegd, op te nemen in de beschikking. De vrouw heeft dit verzoek ondersteund en ook verzocht om de gemaakte afspraken in de beschikking op te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de partijen overeenstemming hebben bereikt over de financiële bijdragen voor de kinderen en de verdeling van de gemeenschappelijke goederen. De rechtbank heeft de ontbinding van het geregistreerd partnerschap uitgesproken en de verdeling van de goederen vastgesteld, evenals de verplichting van de man om maandelijks een bijdrage te betalen voor de verzorging van de kinderen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummers: C/02/419515 FA RK 24-880 en C/02/425748 FA RK 24-3821
beschikking d.d. 19 november 2024
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. Anthonise-Gieling te Goes,
en
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. Jansen te Kapelle.
Als informant wordt aangemerkt:
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
gevestigd te Middelburg.
Ingevolge het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering is in deze procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg, hierna te noemen: de Raad.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 23 februari 2024 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- het F9-formulier d.d. 1 maart 2024 van mr. Anthonise-Gieling;
- het op 28 mei 2024 ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek met bijlagen;
- een verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 12 augustus 2024;
- het op 18 juni 2024 ontvangen verweerschrift op zelfstandig verzoek;
- het F9-formulier d.d. 10 oktober 2024 van mr. Anthonise-Gieling, met bijlagen;
- het F9-formulier d.d. 22 oktober 2024 van mr. Anthonise-Gieling, met bijlagen;
- het F9-formulier d.d. 6 november 2024 van mr. Anthonise-Gieling, met bijlage;
- het F9-formulier d.d. 6 november 2024 van mr. Jansen, met bijlage;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 7 november 2024.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 7 november 2024. Bij die gelegenheid zijn een vertegenwoordiger de Raad alsook een vertegenwoordiger van de GI.
1.3. Na te noemen minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn gelet op hun leeftijd in staat gesteld zijn mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd kindgesprek
.[minderjarige 2] heeft hier gebruik van gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [datum] 2011 in de gemeente Vlissingen een geregistreerd partnerschap aangegaan.
2.2.
Uit hun partnerschap zijn de volgende, nu nog minderjarige kinderen geboren:
1. [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2009,
2. [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2011.
2.3.
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
2.4.
De minderjarige [minderjarige 1] verblijft bij de vrouw en [minderjarige 2] verblijft bij de man.
2.5.
De minderjarigen zijn bij beschikking van 14 oktober 2024 onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 14 oktober 2024 tot 14 oktober 2025.

3.De verzoeken

3.1.
De man verzoekt nu,
I. Het geregistreerd partnerschap tussen partijen aangegaan op [datum] 2011 te Vlissingen te ontbinden;
II. Te bepalen, dat de tussen verzoekers overeengekomen regeling in het door de rechtbank aan de beschikking te hechten en/of te waarmerken ouderschapsplan deel uitmaakt van de beschikking;
III. De tussen partijen gemaakte afspraken in de beschikking op te nemen;
IV. Deze beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De vrouw verzoekt nu eveneens zowel het ouderschapsplan als de gemaakte afspraken op te nemen in de te wijzen beschikking.

4.De beoordeling

4.1.
Bij F9-formulier van 6 november 2024 is namens de man bericht dat partijen overeenstemming hebben bereikt en dat deze overeenstemming is vastgelegd in een ouderschapsplan. Daarnaast geeft de man de inhoud van de overeenstemming weer en verzoekt deze op te nemen in de beschikking. Gelet op de overeenstemming wijzigt de man zijn verzoek op de wijze zoals hiervoor onder 3.1. is weergegeven. Verder verzoekt de man de zaak schriftelijk af te doen.
4.2.
Bij F9-formulier van 6 november 2024 is namens de vrouw bevestigd dat partijen overeenstemming hebben bereikt. Uit de berichtgeving van de vrouw maakt de rechtbank op dat de vrouw haar verzoeken wijzigt op de wijze zoals hiervoor onder 3.2. is vermeld. Ook de vrouw heeft aangegeven dat er geen mondelinge behandeling hoeft plaats te vinden.
4.3.
Uit voormelde F9-formulieren volgt dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de ontbinding van het geregistreerd partnerschap en de nevenvoorzieningen. Voorts hebben partijen alsnog overeenstemming bereikt over een ouderschapsplan. De inhoud van de overeenstemming luidt als volgt;
  • De man voldoet maandelijks een bijdrage van € 318,= t.b.v. [minderjarige 1] aan de vrouw en de vrouw voldoet maandelijks een bijdrage van € 123,= t.b.v. [minderjarige 2] aan de man. Deze bijdragen worden verrekend waardoor de man maandelijks een bedrag van € 195,= aan de vrouw zal voldoen als bijdrage in de kosten van opvoeding en verzorging van [minderjarige 1] .
  • De gemeenschap van partijen wordt als volgt verdeeld:
o De woning, de hypotheek en de overlijdensrisicoverzekering worden aan de man toegedeeld op voorwaarde dat de vrouw wordt ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid en dat de man aan de vrouw een bedrag van € 35.000 uitkeert wegens overbedeling van de man op het moment dat de woning aan de man wordt geleverd.
o De auto's met kenteken [kenteken 1] en [kenteken 2] worden aan de man toegedeeld.
o De auto met kenteken [kenteken 3] wordt aan de vrouw toegedeeld.
o Bankrekening [rekeningnummer] wordt aan de man toegedeeld
o De overige bankrekeningen worden toegedeeld aan degene op wiens naam ze staan.
o De overlijdensrisicoverzekeringen worden toegedeeld aan degene op wiens naam ze staan.
o De motorboot [naam boot], de visboot, benzinepompen, buitenboordmotoren en diverse tractoren en brommers worden aan de man toegedeeld.
o De inboedel is inmiddels verdeeld. leder behoudt hetgeen hij/zij nu in zijn bezit heeft.
o De schuld aan de belastingdienst betreffende de kinderopvangtoeslag en het kindgebondenbudget wordt door de vrouw voldaan
o Wegens overbedeling voldoet de man aan de vrouw een bedrag van€ 5.000 op het moment dat de woning aan de man wordt geleverd.
o In totaal voldoet de man een bedrag van{€ 35.000 + € 5.000=) € 40.000 wegens overbedeling aan de vrouw.
o Partijen spreken af de tijdens het geregistreerd partnerschap opgebouwde pensioen over en weer te verevenen.
o Partijen verlenen elkaar finale kwijting en hebben over en weer niets meer van elkaar te vorderen.
4.4.
Deze overeenstemming komt de rechtbank niet ongegrond voor en zal op onderstaande wijze worden toegewezen.
4.5.
De rechtbank zal, overeenkomstig hetgeen partijen zijn overeengekomen in het ondertekende ouderschapsplan, de verplichting tot betaling van de kinderbijdrage laten ingaan op 1 januari 2025.
4.6.
Nu de overige verzoeken zijn ingetrokken, kunnen deze verzoeken niet meer worden onderzocht en zullen deze worden afgewezen.
4.7.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
spreekt uit de ontbinding van het geregistreerd partnerschap tussen partijen, op [datum] 2011 in de gemeente Vlissingen geregistreerd;
stelt, uitvoerbaar bij voorraad, de verdeling vast van de gemeenschappelijke goederen van partijen op de wijze zoals neergelegd in rechtsoverweging 4.3, waarvan de inhoud als hier herhaald en overgenomen dient te worden aangemerkt;
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man met ingang van 1 januari 2025 ten behoeve van de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2009, aan de vrouw voor de toekomst bij vooruitbetaling moet voldoen een bedrag van € 195,= per maand, zulks met inachtneming van hetgeen opgenomen in rechtsoverweging 4.3.;
bepaalt dat de onderlinge regelingen in het ouderschapsplan als in de beschikking opgenomen moeten worden beschouwd onder verwijzing naar de als bijlage ingevoegde scan van het ouderschapsplan;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Hopmans, rechter, en, in tegenwoordigheid van mr. Oude Weernink, griffier, in het openbaar uitgesproken op 19 november 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.