In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 23 december 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende gezag en zorgregeling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vrouw, verzoekster, heeft verzocht om het ouderlijk gezag over de minderjarigen te wijzigen naar eenhoofdig gezag, terwijl de man, verweerder, een zorgregeling heeft verzocht waarbij de kinderen om het weekend bij hem verblijven. De zaak is eerder behandeld op 20 november 2024, waarbij partijen en hun advocaten aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad adviseerde om het gezamenlijk gezag te handhaven, omdat er geen onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw en de man beoordeeld en geconcludeerd dat er geen juridische of feitelijke grondslag is om het gezag te wijzigen. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw tot wijziging van het gezag afgewezen en het verzoek van de man tot zorgregeling aangehouden, in afwachting van verdere ontwikkelingen binnen de ondertoezichtstelling. De rechtbank heeft partijen verzocht om uiterlijk op 14 oktober 2025 een schriftelijk verslag over te leggen over de stand van zaken.