ECLI:NL:RBZWB:2024:940

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
16 februari 2024
Zaaknummer
C/02/401761 / FA RK 22-4295
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Zuijdweg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake voorlopige zorgregeling en instemmings raadsadvies in een familiezorgzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 februari 2024 een tussenbeschikking gegeven in een familiezorgzaak betreffende de zorgregeling voor een minderjarige, geboren in 2012. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om advies en aanvullend onderzoek te doen naar de zorgsituatie. De man en de vrouw, ouders van de minderjarige, hebben ingestemd met het advies van de Raad, waardoor de mondelinge behandeling op 8 februari 2024 is doorgehaald. De rechtbank heeft een voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij de man en de minderjarige contact hebben op woensdagmiddagen en in de oneven weekenden. De Raad heeft geadviseerd om de definitieve beslissing over de zorgregeling aan te houden voor zes maanden, met de mogelijkheid voor aanvullend onderzoek. De rechtbank heeft de voorlopige zorgregeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze direct kan ingaan, in het belang van de minderjarige. De verdere behandeling van de zaak is aangehouden tot een pro forma zitting op 13 augustus 2024, waar de Raad een rapportage zal presenteren.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/401761 / FA RK 22-4295
datum uitspraak: 8 februari 2024
beschikking betreffende vaststelling zorgregeling
in de zaak van
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende te [plaats 1] ,
advocaat: mr. N. Wouters te Middelburg,
tegen
[de vrouw] ,
hierna te noemen de vrouw,
wonende te [plaats 1] ,
advocaat: mr. M.V. de Nooijer te Middelburg.
ouders van het nog minderjarige kind:
-
[minderjarige](hierna te noemen: [minderjarige] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2012.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verdere procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de beschikking van 9 november 2023 en de daarin genoemde stukken;
- het rapport en advies van de Raad van 29 januari 2024, ingekomen bij de griffie op
30 januari 2024;
- het door mr. Wouters op 31 januari 2024 ingediende F9-formulier met bijlage;
- het door mr. De Nooijer op 31 januari 2024 ingediende F9-formulier.

2.De nadere beoordeling

2.1.
De rechtbank verwijst naar haar beschikking van 9 november 2023. In deze beschikking is de Raad verzocht om aanvullend onderzoek te doen ter beantwoording van de in die beschikking vermelde vragen, aangezien de situatie zoals deze was ten tijde van het raadsonderzoek was gewijzigd. Voor de duur van het onderzoek is met instemming van beide partijen de volgende voorlopige zorgregeling afgesproken. De man en [minderjarige] hebben omgang met elkaar:
- elke woensdag van 14.00 tot 17.30 uur;
- in de oneven weekenden gedurende één dag, waarbij is afgesproken dat de man op de maandag voor dit weekend de vrouw per mail zal aangeven welke dag het wordt en met welke aanvang- en eindtijd.
Als de man de omgang niet wil laten plaatsvinden in [plaats 2] , dan is afgesproken dat hij iets zal ondernemen in de omgeving van [plaats 1] . Zodra de Raad de partner heeft gesproken, is het aan de Raad om gedurende het onderzoek te bepalen of de partner aanwezig kan zijn bij de omgangsmomenten. Tot die tijd vindt de omgang buiten aanwezigheid van de partner plaats. Ten aanzien van de verdeling tijdens de herfstvakantie zal de man de vrouw een voorstel doen voor het eerstkomende weekend en ten aanzien van de verdeling van de kerstvakantie zullen partijen door tussenkomst van hun advocaten elkaar een voorstel doen en onderling hierover afspraken maken.
2.2.
De Raad heeft op 29 januari 2024 gerapporteerd. Kort samengevat adviseert de Raad om de definitieve beslissing ten aanzien van de zorgregeling tussen de man en [minderjarige] aan te houden voor de duur van zes maanden. De Raad kan zo nodig over vijf maanden kort aanvullend onderzoek verrichten en de rechtbank voorzien van een definitief advies. Gedurende de zes maanden kan het eerdere advies van de Raad ten aanzien van de zorgregeling als uitgangspunt gevolgd worden. De man en [minderjarige] hebben conform dit advies om het weekend (oneven weken) van vrijdagmiddag 14.00 uur tot zondagavond 19.30 uur en iedere woensdagmiddag van 14.00 uur tot 19.30 uur contact met elkaar. Daarnaast de helft van de vakanties en feestdagen. Het contact tussen de man en [minderjarige] vindt plaats in de “eigen” woning van de man. Ouders zullen met elkaar onderling overleggen in het geval van bijzonderheden of afwijkingen van overeengekomen afspraken.
2.3.
Mr. Wouters heeft namens de man op 31 januari 2024 naar voren gebracht dat partijen kunnen instemmen met het advies van de Raad en dat de mondelinge behandeling van 8 februari 2024 geen doorgang hoeft te vinden. Verzocht wordt om in een tussenbeschikking als volgt te bepalen:
  • De man en [minderjarige] zijn in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken voorlopig gerechtigd tot het hebben van contact gedurende één weekend in de veertien dagen (de oneven weekenden) van vrijdag 14.00 uur t/m zondag 19.30 uur, alsmede iedere woensdagmiddag van 14.00 tot 19.30 uur;
  • Dit contact vindt plaats in de eigen woning van de man;
  • De verdere behandeling van de zaak wordt aangehouden tot 6 maanden na heden, op een pro-forma zitting, waarop de Raad voor de Kinderbescherming nader zal rapporteren, waarna partijen hun gewenste procesverloop kunnen aangeven.
Mr. De Nooijer heeft op 31 januari 2024 de inhoud van de brief van mr. Wouters bevestigd, alsook dat de mondelinge behandeling van 8 februari 2024 geen doorgang behoeft.
2.4.
Gelet op de instemming van partijen met het advies van de Raad en nu niet is gebleken dat de belangen van [minderjarige] zich hiertegen verzetten, zal de rechtbank conform het advies van de Raad en de brief van mr. Wouters de zorgregeling wijzigen en een voorlopige zorgregeling bepalen, onder aanhouding van de definitieve beslissing in deze zaak. De mondelinge behandeling van 8 februari 2024 is gelet op de instemming doorgehaald. Uiterlijk op de hierna te noemen pro forma datum verwacht de rechtbank van de Raad een (brief)rapportage met daarin het advies ten aanzien van het verzoek naar aanleiding van het aanvullend onderzoek. Afhankelijk van de reacties van partijen hierop zal er beslist worden of een nadere mondelinge behandeling noodzakelijk zal zijn.
2.5.
De rechtbank zal de beslissing tot wijziging van de voorlopige zorgregeling uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat zij het in het belang van [minderjarige] vindt dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat de man en [minderjarige] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
voorlopiggerechtigd zijn tot het hebben van contact:
- gedurende één weekend in de veertien dagen (de oneven weekenden) van vrijdag 14.00 uur tot en met zondag 19.30 uur;
- iedere woensdagmiddag van 14.00 tot 19.30 uur;
dit contact vindt plaats in de eigen woning van de man;
3.2.
verklaart deze beslissing to zo ver uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
houdt de behandeling en verdere beslissingen in deze zaak aan tot
13 augustus 2024 PRO FORMA, in afwachting van het aanvullende rapport en advies van de Raad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Zuijdweg, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2024 in tegenwoordigheid van mr. Van Ginneke, griffier
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.