ECLI:NL:RBZWB:2024:942

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 februari 2024
Publicatiedatum
16 februari 2024
Zaaknummer
C/02/416402 / FA RK 23/5562
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling voor minderjarige in het kader van hulpverleningstraject

In deze zaak heeft de kinderrechter op 5 februari 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de zorgregeling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft de zaak aangehouden in afwachting van de resultaten van een hulpverleningstraject dat de ouders van [minderjarige] vrijwillig zijn aangegaan. De ouders, [de moeder] en [de vader], zijn gescheiden en hebben een ouderschapsplan opgesteld waarin is vastgelegd dat [minderjarige] om de week bij de vader en om de week bij de moeder verblijft. [minderjarige] heeft echter aangegeven dat zij niet meer bij haar vader wil verblijven en dat zij zich niet prettig voelt bij hem. Dit heeft geleid tot de vraag om wijziging van de zorgregeling, zodat zij permanent bij haar moeder kan wonen.

De kinderrechter heeft in de procedure de Raad voor de Kinderbescherming betrokken, die heeft geadviseerd om de zaak aan te houden en de ouders te ondersteunen in hun hulpverleningstraject. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat zowel de moeder als de vader bereid zijn om samen te werken aan de verbetering van de situatie van [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] momenteel hulp ontvangt in de vorm van PMT en begeleiding van Self, en dat er zorgen zijn over haar welzijn. De kinderrechter heeft besloten om de zaak aan te houden tot 25 juni 2024, zodat de voortgang van het hulpverleningstraject kan worden geëvalueerd en er opnieuw kan worden gekeken naar de zorgregeling.

De kinderrechter heeft [minderjarige] per brief geïnformeerd over de beslissing en benadrukt dat zij zelf mag bepalen wanneer zij contact heeft met haar vader. De ouders zijn verzocht om voor de pro forma datum schriftelijk informatie te geven over de stand van zaken in het hulpverleningstraject en het contact tussen [minderjarige] en de vader.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaakgegevens: C/02/416402 / FA RK 23/5562
Datum uitspraak: 5 februari 2024
beschikking van de kinderrechter over een zorgregeling
in de zaak van
[minderjarige],
hierna te noemen [minderjarige] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2008,
wonende te [plaats] ,
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. K. van Doorn te Gilze,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende te [plaats] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank te adviseren.

1.De documenten

1.1
Tot de stukken behoren:
- de op 29 september 2023 ontvangen brief van [minderjarige] ;
- de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 21 november 2023, waarin de zaak is verwezen naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant;
- de e-mail van [minderjarige] van 21 december 2023.
1.2
De kinderrechter heeft op 8 december 2023 gesproken met [minderjarige] . Daarnaast heeft de griffier op 21 december 2023 telefonisch gesproken met [minderjarige] .
1.3
Op 23 januari 2024 heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren plaatsgevonden. Bij de gelegenheid zijn verschenen en gehoord de moeder, bijgestaan door mr. R.G.J. van Kerkhof, waarnemend voor haar advocaat, en de vader. Tevens was aanwezig een vertegenwoordiger namens de Raad.

2.De vraag

2.1
In voormelde brief vraagt [minderjarige] de kinderrechter om de zorgregeling te wijzigen, in die zin dat zij bij haar moeder kan gaan verblijven.

3.De feiten

3.1
Gelet op de documenten en op wat er is verteld staat het volgende vast:
- De moeder en de vader zijn met elkaar gehuwd geweest. Het huwelijk is ontbonden per [datum] 2023. De vader en de moeder zijn een ouderschapsplan overeengekomen, waarin zij hebben afgesproken dat [minderjarige] en haar [zus] in de even weken bij de vader en in de oneven weken bij de moeder verblijven, waarbij de wisseling plaatsvindt op zaterdagavond om 18.30 uur, alsmede dat de vakanties bij helfte worden verdeeld.
- De ouders dragen gezamenlijk het gezag over [minderjarige] .
- [minderjarige] woont bij de moeder.

4.De standpunten

4.1
[minderjarige] heeft, kort samengevat, verteld dat zij sinds september 2023 volledig bij haar moeder woont en niet meer naar haar vader wil gaan. Ze voelt zich niet prettig bij haar vader en heeft aangegeven dat er incidenten zijn geweest tussen haar en haar vader. Ze volgt eenmaal per week PMT. Daarnaast krijgt ze begeleiding door Self. Ze wil graag dat de zorgregeling wordt gewijzigd, zodat ze permanent bij haar moeder kan wonen.
Op 14 december 2023 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [minderjarige] en de vader, in het bijzijn van de begeleiders van Self en PMT en iemand van de gemeente. [minderjarige] heeft daarover verteld dat dit gesprek niet is verlopen zoals zij het had gewild. Ze heeft wel aan haar vader kunnen vertellen dat ze niet meer naar hem wil komen, maar haar vader heeft aangegeven dat hij wel wil dat ze zo nu en dan eens komt.
4.2
De vader heeft aangegeven dat er in de afgelopen maanden veel is gebeurd. Hij denkt dat [minderjarige] erg met zichzelf in de knoop zit. Hij is er erg van geschrokken toen hij hoorde dat zij zichzelf sneed. De vader erkent dat het niet goed is gegaan tussen hem en [minderjarige] . Hij heeft ook dreigberichten van haar gehad. Hij vindt het moeilijk om met de problematiek om te gaan. Het zou kunnen dat hij dingen heeft gezegd die kwetsend zijn overgekomen bij [minderjarige] . Er is hem geadviseerd om zich op de achtergrond te houden en dat advies heeft hij opgevolgd. [minderjarige] heeft wel weer contact met hem gezocht. Eind december 2023 is zij bij hem thuis geweest en ze zijn een keer naar de film geweest. Die contacten zijn goed verlopen. De vader heeft op 24 januari 2024 een afspraak bij De GezinsManager. Hij wil graag meewerken aan een hulpverleningstraject, omdat hij graag contact wil met [minderjarige] . Er zullen eerst alleen gesprekken met hem worden gevoerd. Hij staat er voor open om in het traject ook gesprekken met de moeder te voeren. De vader heeft aangegeven [minderjarige] niet te willen dwingen tot uitvoering van de co-ouderschapsregeling. Hij is ermee akkoord dat [minderjarige] bepaalt wanneer zij contact met hem heeft. De vader heeft wel behoefte aan informatie over de hulpverlening die [minderjarige] krijgt.
4.3
Door en namens de moeder is aangegeven dat [minderjarige] ADHD heeft en hyperactief en impulsief is. Er is bij haar sprake geweest van automutilatie. Self en PMT zijn ingezet voor haar problematiek. Ze krijgt ook medicatie. Het gaat al beter met [minderjarige] , al heeft ze ook nog haar mindere momenten. Ze weet heel goed wat ze wil en het is belangrijk dat er naar haar wordt geluisterd. [minderjarige] heeft er moeite mee als er dingen ‘moeten’. Er wordt gekeken of EMDR-therapie nodig is. De moeder weet ook niet altijd hoe er moet worden omgegaan met het gedrag van [minderjarige] . De moeder volgt al een traject bij De GezinsManager en ze vindt het fijn dat ook de vader het traject zal gaan volgen. De moeder vindt het belangrijk dat er contact is tussen [minderjarige] en de vader. [minderjarige] heeft aangegeven dat zij ook zal moeten werken aan het contact met de vader. Als [minderjarige] contact wil met de vader, stimuleert de moeder dat. De moeder staat er open voor om bij De GezinsManager gesprekken met de vader te voeren.
4.4
Namens de Raad is aangegeven dat het goed is dat er nu geen druk op [minderjarige] wordt gelegd en dat de ouders zich gewend hebben tot de hulpverlening. De Raad acht een systemische aanpak nodig om te kijken wat [minderjarige] nodig heeft in het contact met haar vader en wat de ouders nodig hebben om de communicatie te verbeteren. De Raad vindt het in het belang van [minderjarige] om de hulpverlening via De GezinsManager in het vrijwillig kader in te blijven zetten en adviseert om de zaak aan te houden voor de duur van zes maanden in afwachting van de resultaten daarvan.

5.De beoordeling

5.1
[minderjarige] heeft zich tot de kinderrechter gewend via de zogenaamde ‘informele rechtsingang’. Dat betekent dat zij de kinderrechter vraagt om ambtshalve een beslissing te geven over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders. Zij kan zo’n officieel verzoek niet zelfstandig indienen, omdat zij als minderjarige geen formele eigen rechtsingang heeft. Ingevolge artikel 1:253a juncto artikel 1:377g van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter, indien haar blijkt dat de minderjarige van twaalf jaar of ouder hierop prijs stelt, ambtshalve een beslissing geven ter zake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders.
5.2
Uit de brief van [minderjarige] en haar gesprek met de kinderrechter zijn behoorlijke zorgen naar voren gekomen over hoe het met [minderjarige] gaat en hoe het contact tussen haar en de vader is verlopen, wat heeft geleid tot de beslissing van [minderjarige] om niet meer bij de vader te verblijven. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de vader en de moeder bereid en gemotiveerd zijn om in het vrijwillig kader een hulpverleningstraject te volgen bij De GezinsManager. De moeder volgt dit traject al en de vader zal hier op korte termijn mee starten. [minderjarige] ontvangt vanwege haar kind-eigen problematiek hulpverlening in de vorm van PMT en begeleiding van Self. Er heeft op 14 december jl. een gesprek plaatsgevonden tussen [minderjarige] en de vader in het bijzijn van deze hulpverlening. Ondanks dat [minderjarige] vindt dat dit gesprek niet goed is verlopen, heeft [minderjarige] daarna zelf weer contact gezocht met haar vader en heeft er tweemaal een fysiek contactmoment tussen haar en de vader plaatsgevonden. De vader heeft aangegeven dat deze momenten goed zijn verlopen. De vader zal [minderjarige] niet te dwingen in het nakomen van de co-ouderschapsregeling. [minderjarige] mag bepalen wanneer zij contact heeft met haar vader.
5.3
Met de Raad vindt de kinderrechter het in het belang van [minderjarige] dat de ouders het hulpverleningstraject bij De GezinsManager in het vrijwillig kader volgen. Gezien dit hulpverleningstraject, het feit dat [minderjarige] individuele hulpverlening krijgt en dat de vader het tempo en de behoefte van [minderjarige] in het contact met hem zal volgen, zal de kinderrechter de zaak voor vijf maanden aanhouden in afwachting van de resultaten van het hulpverleningstraject bij De GezinsManager. De kinderrechter zal daarom bepalen dat de zaak wordt aangehouden tot dinsdag 25 juni 2024 pro forma en aan de griffier van de rechtbank verzoeken om [minderjarige] dan uit te nodigen voor een gesprek met de kinderrechter. Aan de ouders wordt verzocht om uiterlijk op deze pro forma datum schriftelijk informatie te geven aan de rechtbank over het verloop van de afgelopen maanden en de stand van zaken in het hulpverleningstraject bij De GezinsManager. Indien nodig kan er daarna weer een mondelinge behandeling plaatsvinden met de ouders, in aanwezigheid van de Raad.
5.4
De kinderrechter zal [minderjarige] per brief op de hoogte stellen van haar beslissing met de volgende tekst:
Beste [minderjarige] ,
Op 8 december 2023 heb je gesproken met de kinderrechter, mr. Phillips. Op 21 december 2023 hebben wij telefonisch contact met elkaar gehad. Deze gesprekken gingen over jouw brief aan de kinderrechter waarin je hebt gevraagd om de omgangsregeling tussen jou en jouw vader te wijzigen, omdat je permanent bij jouw moeder wil blijven.
De kinderrechter heeft op 23 januari 2023 met jouw ouders gesproken. Daar was ook een meneer van de Raad voor de Kinderbescherming bij aanwezig om advies te geven.
Jouw moeder heeft aangegeven dat ze al hulpverlening krijgt van De GezinsManager. Je vader heeft verteld dat hij ook naar de GezinsManager zal gaan om hulp te krijgen. Hij heeft verteld dat het niet altijd goed is gegaan tussen hem en jou en dat hij wil leren om het contact met jou beter te laten verlopen. De kinderrechter vindt het erg goed van jouw ouders dat ze hulpverlening hebben gezocht.
Jouw vader heeft ook verteld dat hij jou niet zal dwingen om elke week bij hem te zijn. Hij vindt het goed als beslist wanneer je met hem contact zal hebben. Jouw vader heeft verteld dat jullie in december 2023 twee keer contact met elkaar hebben gehad. De kinderrechter vindt het knap van jou dat je dit contact weer bent aangegaan.
Zoals jij zelf ook aan de kinderrechter hebt verteld, heb jij PMT en begeleiding door Self. De kinderrechter vindt het belangrijk dat je hiermee door gaat.
Omdat jouw ouders hulpverlening krijgen van De GezinsManager en jij ook zelf hulpverlening krijgt, heeft de kinderrechter besloten om op dit moment nog geen beslissing te nemen op jouw vraag om de omgangsregeling te wijzigen. De kinderrechter wil namelijk eerst afwachten hoe deze hulpverlening de komende tijd zal gaan lopen en of de situatie dan voor jou verbetert. Jouw ouders hebben afgesproken dat jij op dit moment zelf mag beslissen of en wanneer je contact hebt met jouw vader.
Eind juni 2024 zal jij opnieuw een brief krijgen van de Rechtbank met daarin een uitnodiging voor een gesprek met de kinderrechter. De kinderrechter wil dan graag met jou bespreken hoe het dan met je gaat, hoe tussen jou en jouw vader gaat, en wat er verder nodig is
Mocht je vragen hebben, mag je mij bellen of e-mailen.
Met vriendelijke groet,
De griffier
M. Verger-Maas

6.De beslissing

De kinderrechter:
houdt de behandeling van de vraag van [minderjarige] aan tot
dinsdag 25 juni 2024 PRO FORMA;
verzoekt de vader en de (advocaat van de) moeder om uiterlijk op voornoemde pro forma datum schriftelijk informatie te geven aan de rechtbank over de stand van zaken in het hulpverleningstraject bij De GezinsManager en het verloop van het contact tussen [minderjarige] en de vader;
verzoekt de griffier van de rechtbank om uiterlijk op voornoemde pro forma datum aan [minderjarige] een oproep te sturen voor een gesprek met de kinderrechter (mr. Phillips);
behoudt zich verder iedere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2024 door mr. Phillips, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Verger-Maas, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van de rechtbank Breda.