ECLI:NL:RBZWB:2024:943

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
16 februari 2024
Zaaknummer
C/02/418872 / JE RK 24-219
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing spoedverzoek tot wijziging verblijf van minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het verblijf van een minderjarige, ingediend door de gecertificeerde instelling (GI) Stichting Jeugdbescherming Brabant. Het verzoek was gericht op het verplaatsen van de minderjarige, die momenteel bij zijn (niet gezaghebbende) vader verblijft, naar een andere verblijfplaats. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen spoedeisende situatie is die een mondelinge behandeling van het verzoek zou rechtvaardigen, aangezien de minderjarige al bij de vader verblijft en zowel de moeder als de GI hiermee instemmen. Bovendien voldeed het verzoek niet aan de wettelijke vereisten van artikel 1:265i van het Burgerlijk Wetboek, omdat de minderjarige niet langer dan een jaar door de vader is verzorgd en opgevoed. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI dan ook afgewezen en erop gewezen dat, indien de GI de plaatsing bij de vader wil formaliseren, dit op een andere juridische grondslag moet gebeuren. De beschikking is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/418872 / JE RK 24-219
Datum uitspraak: 8 februari 2024

Beschikking van de kinderrechter over een verzoek tot wijziging verblijf

in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT

locatie Etten-Leur, hierna te noemen: de GI (gecertificeerde instelling)
betreffende

[minderjarige] ,

geboren op [geboortedag] 2013 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de moeder] ,

nader te noemen: de moeder,
wonende te [plaats 1] .
De kinderrechter merkt als informant aan:

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats 2] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoek van de GI van 6 februari 2024, ingekomen bij de griffie op 8 februari 2024.

De feiten

De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank 20 juni 2022 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI. Deze ondertoezichtstelling is sindsdien verlengd, voor het laatst bij beschikking van 10 juli 2023, tot 20 juni 2024.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank is een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg dan wel in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 2 oktober 2023 tot 20 juni 2024.
[minderjarige] verblijft op dit moment feitelijk bij de vader.

Het verzoek

De GI verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, op grond van artikel 1:265i van het Burgerlijk Wetboek (BW), aan de kinderrechter om toestemming te verlenen tot wijziging in het verblijf van [minderjarige] naar de vader en de beschikking onverwijld af te geven zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbende.

De beoordeling

Uit het verzoek van de GI blijkt dat [minderjarige] uit huis is geplaatst bij de [crisisgroep] te [plaats 3] . Gedurende de plaatsing is het contact tussen [minderjarige] en de vader hersteld. De moeder heeft er mee ingestemd dat er gekeken gaat worden of [minderjarige] bij de vader kan gaan wonen. [minderjarige] heeft in de kerstvakantie aangegeven bij de vader te willen blijven wonen en niet terug naar de crisisgroep te willen gaan. De GI heeft in overleg met de gedragsdeskundige, de moeder en de vader besloten dat [minderjarige] onder voorwaarden bij de vader kan blijven, waaronder dat er MST door Prisma zal worden ingezet en [minderjarige] naar school gaat. [minderjarige] heeft duidelijkheid nodig omtrent zijn plaatsing bij de vader om tot rust te komen.
De kinderrechter overweegt als volgt. Het verzoek van de GI is voor afwijzing gereed om de navolgende redenen. De kinderrechter stelt vast dat er geen sprake is van een situatie waarin de mondelinge behandeling van het verzoek niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige, aangezien [minderjarige] al bij de vader verblijft en de moeder en de GI hier mee instemmen. Daarnaast dient er in het geval van artikel 1:265i BW, waar de GI haar verzoek op baseert, sprake te zijn van een minderjarige die ten minste een jaar door een ander als de ouder is opgevoed en verzorgd als behorende tot het gezin (pleegouders). Bij [minderjarige] is hier gezien voormelde omstandigheden geen sprake van.
De kinderrechter wijst derhalve het verzoek van de GI aanstonds af.
De kinderrechter wijst de GI erop dat, indien de GI de plaatsing van [minderjarige] bij de (niet gezaghebbende) vader wil formaliseren, zij dat op grond van een andere juridische grondslag zal moeten verzoeken, waarbij aan de rechtbank gevraagd kan worden dit verzoek spoedig op een mondelinge behandeling te plannen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2024 door mr. De Jong, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Verger-Maas als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.