Uitspraak
1.Hoe is deze procedure verlopen?
- het mondelinge antwoord met producties;
- de conclusie van repliek met productie;
- de conclusie van dupliek.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap, aangeduid als [eiser] B.V., en gedaagde, H.O.D.N. [bedrijf gedaagde]. De eiser vorderde betaling van € 573,65, bestaande uit een hoofdsom van € 427,61 voor de huur van een afvalcontainer, incassokosten en wettelijke handelsrente. Gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat hij slachtoffer was van identiteitsfraude en dat hij niet degene was met wie de huurovereenkomst was gesloten. De kantonrechter oordeelde dat de eiser de stelplicht had om te bewijzen dat gedaagde de contractspartij was. Gedaagde had voldoende gemotiveerd weersproken dat hij de overeenkomst had gesloten, onderbouwd met bewijsstukken zoals WhatsApp-berichten en verklaringen over de identiteit van de werkelijke contractant. De kantonrechter concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat gedaagde de huurovereenkomst had gesloten, en wees de vorderingen van eiser af. Eiser werd bovendien veroordeeld in de proceskosten van gedaagde.