Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
2.De feiten
(…)
Is dit voorstel beter ?” In de bijlage bij die e-mail zit een document waarin onder meer staat:
2. Compensatiebedrag verschuldigd aan [gedaagde] .
ik stem volledig in met dit voorstel. Het is een sympathiek voorstel dat we gaan uitvoeren.
1. Partijen zullen voor 15 april 2021 aan [makelaarskantoor] te [plaats 2]
3.Het geschil
indien nodig met behulp van Justitie en Politie
[plaats 2] in ontvangst te nemen;
verkoopopbrengst te storten op [rekeningnummer] t.n.v. de erven
[erflaatster] , zulks op straffe van een dwangsom van € 25.000,00;
4.De beoordeling
Kijk [eiseres] , dit is voortaan mijn uitzicht”. [eiseres] heeft niet weersproken dat zij dit bericht heeft ontvangen. Zij heeft evenmin weersproken dat [gedaagde] vanaf dat moment een woning is gaan huren aan de [adres 2] te [plaats 2] . [eiseres] heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat [gedaagde] desondanks toch in de woning van erflaatster is blijven wonen. De rechtbank gaat er daarom van uit dat [gedaagde] tot november 2021 in de woning aan de [adres 1] heeft gewoond, zodat hij de gebruiksvergoeding tot dat moment aan [eiseres] is verschuldigd . Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] over de periode van juni 2020 tot november 2021 maandelijks een bedrag van € 350,00 aan [eiseres] heeft voldaan zodat [eiseres] over deze periode geen vordering meer heeft op [gedaagde] uit hoofde van de gebruiksvergoeding. Het voorgaande betekent dat [gedaagde] alleen over de maand mei 2020 nog een bedrag van € 2.150,00 aan [eiseres] is verschuldigd.