ECLI:NL:RBZWB:2024:9461

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
RK 23-029511
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake beslag op bromfiets wegens rijden onder invloed

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 mei 2024 uitspraak gedaan op een klaagschrift dat was ingediend door een klager, die de eigenaar van een bromfiets is. Het klaagschrift was gericht tegen het beslag dat op de bromfiets was gelegd op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering. De klager betwistte de rechtmatigheid van het beslag en vroeg om teruggave van de bromfiets, omdat hij stelde dat hij geen afstand had gedaan van het voertuig en dat het niet was verkregen door een strafbaar feit.

De procedure begon met de behandeling van het klaagschrift in raadkamer op 7 mei 2024, waarbij de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, aanwezig was. De klager en zijn raadsman, mr. R.G. Knegt, waren opgeroepen maar verschenen niet. De officier van justitie verdedigde het beslag door te wijzen op de recidive van de klager, die eerder was veroordeeld voor rijden onder invloed. De rechtbank moest beoordelen of het belang van de strafvordering het voortduren van het beslag vereiste.

De rechtbank overwoog dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat de rechter niet kan treden in de mogelijke uitkomst van een hoofdzaak. Gezien de eerdere veroordelingen van de klager en de omstandigheden van de inbeslagname, concludeerde de rechtbank dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later een verbeurdverklaring zou uitspreken. Daarom verklaarde de rechtbank het klaagschrift ongegrond en werd het beslag gehandhaafd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk.nummer: 23-029511
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. R.G. Knegt op het adres: Ossekop 11 8911 LE Leeuwarden hierna te noemen: klager

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 8 november 2023 onder klager in beslag is genomen een bromfiets van het merk La Souris type Vespelini met [kenteken] (hierna te noemen: de bromfiets);
  • het klaagschrift, ingediend op 29 november 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van het Openbaar Ministerie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 7 mei 2024. Gehoord is de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks.
Klager en diens gemachtigd raadsman mr. R.G. Knegt zijn behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat klager de eigenaar is van de bromfiets en hij geen afstand van de bromfiets heeft gedaan en de bromfiets evenmin door enig strafbaar feit heeft verkregen of onttrokken aan de rechthebbende. Klager beschikt nog niet over de processtukken en kan zich daarom niet uitlaten over de rechtmatigheid van de invordering en het voortduren daarvan. Klager wordt in ieder geval bezwaard door het voortduren van het beslag nu hij niet over de bromfiets kan beschikken. Klager betwist dat er sprake is van een situatie waarbij de invordering van de snorfiets aangewezen is.
De officier van justitie persisteert bij de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie waaruit volgt dat de bromfiets in beslag is genomen wegens recidive en het herhaald plegen van rijden onder invloed. Kennelijk leert klager niet van eerdere straf of aanhouding, kan klager gebruik maken van de bromfiets en weerhoudt het klager er niet van om onder invloed te gaan rijden. Het recidive risico wordt als hoog ingeschat. Het is dan ook niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter later oordelend een verbeurd verklaring over het beslag zal uitspreken.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank stelt vast dat uit het raadkamerdossier is gebleken dat klager op 18 november 2023 is staandegehouden wegens een verdenking van het rijden onder invloed. Uit het proces-verbaal rijden onder invloed blijkt dat de verbalisant bij klager onder andere wijd opengesperde ogen, vergrote pupillen, onrustig gedrag en witte poederresten onder de neus waarnam. Uit de justitiële documentatie van klager volgt dat klager op 15 september 2021 door de politierechter is veroordeeld voor het rijden onder invloed van alcohol. Mede door de waarnemingen van de verbalisant in combinatie met de recidive van klager, is het in het oordeel van de rechtbank niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter later oordelend een verbeurdverklaring over het beslag zal uitspreken.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 21 mei 2024 gegeven door mr. R.J.H. Goossens, rechter, in tegenwoordigheid van J.H. Cornelissen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 mei 2024.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).