ECLI:NL:RBZWB:2024:9468

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
RK23-029373
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake beslag op personenauto

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 april 2024 uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, vertegenwoordigd door mr. G.J.P.M. Mooren. Het klaagschrift betreft de opheffing van een beslag dat op 10 november 2023 is gelegd op een personenauto van het merk Volkswagen, type Polo, vanwege een veroordeling voor het rijden zonder rijbewijs. Klager betoogde dat de veroordeling niet onherroepelijk is en dat het voortduren van het beslag niet proportioneel is, gezien zijn bijstandsuitkering en de lage waarde van de auto, die € 1.500,- bedraagt.

De rechtbank heeft de procedure in raadkamer behandeld op 9 april 2024, waarbij de officier van justitie, mr. M.E.W.G. Stals, aanwezig was. Klager is niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het klaagschrift tijdig is ingediend en klager ontvankelijk is. De rechtbank overweegt dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat de rechter niet kan treden in de mogelijke uitkomst van een hoofdzaak.

De rechtbank heeft de belangen van de strafvordering afgewogen tegen de belangen van klager. Gezien de eerdere veroordelingen van klager voor het rijden zonder rijbewijs en de mogelijkheid dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van de auto zal bevelen, heeft de rechtbank geoordeeld dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat het beslag zal voortduren. De rechtbank heeft het klaagschrift ongegrond verklaard, waarmee het beslag op de personenauto gehandhaafd blijft.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk.nummer: 23-029373
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats],
woonplaats kiezende ten kantore van mr. G.J.P.M. Mooren, Bredaseweg 257, 5038 NG Tilburg
hierna te noemen, klager

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 10 november 2023 onder klager in beslag is genomen: een personenauto van het merk Volkswagen, type Polo, kleur zwart met [kenteken] uit bouwjaar 2004 (hierna te noemen: de personenauto);
  • het klaagschrift, ingediend op 28 november 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van het Openbaar Ministerie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 9 april 2024. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. M.E.W.G. Stals en mr. G.J.P.M. Mooren als gemachtigd raadsman van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat de veroordeling voor het feit uit augustus 2021 niet onherroepelijk is, waardoor deze veroordeling gelet op de onschuldspresumptie niet als recidive meegewogen mag worden. Het is dan ook hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later op grond van de recidive een verbeurdverklaring zal uitspreken. Daarnaast is het voortduren van het beslag niet proportioneel gelet op het feit dat klager een bijstandsuitkering ontvangt en de aanschafwaarde van de personenauto € 1.500,- bedraagt.
De officier van justitie heeft in raadkamer gepersisteerd bij hetgeen is vermeld in het verweerschrift. Uit het verweerschrift volgt dat een eerdere straf of staandehouding klager er niet van hebben weerhouden om te rijden zonder geldig rijbewijs. Het is daarom niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de personenauto zal bevelen.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De toe te passen maatstaf sluit niet uit dat de rechtbank, indien de omstandigheden van het geval dat meebrengen, bij de beoordeling van het klaagschrift tevens onderzoekt of voortzetting van het beslag in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit (vgl. HR 18 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:379 ([link]).
Uit het raadkamerdossier volgt dat er aan klager op 23 maart 2020 een – voor de datum van het feit waar klager nu van wordt verdacht onherroepelijk geworden - strafbeschikking is opgelegd voor het rijden zonder rijbewijs. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat klager op 31 juli 2023 door de kantonrechter is veroordeeld voor het rijden zonder rijbewijs, maar dat tegen dit vonnis hoger beroep is ingesteld waardoor de veroordeling niet onherroepelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank is het gelet op de recidive niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de personenauto verbeurd zal verklaren.
De rechtbank stelt vast dat de aanschafwaarde van de personenauto € 1.500,- bedraagt. De rechtbank overweegt dat het aanschafbedrag niet zodanig hoog is dat dit bedrag het voortduren van het beslag disproportioneel maakt. Het feit dat klager rond moet komen van een bijstanduitkering, doet hieraan niet af.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
a
Deze beslissing is op 23 april 2024 gegeven door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in tegenwoordigheid van J.H. Cornelissen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 april 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).