ECLI:NL:RBZWB:2024:9472

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
RK23-022793 en 23-022792
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schadeloosstelling en schadevergoeding in voorlopige hechtenis

Op 23 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken RK23-022793 en RK23-022792, waarin verzoeker om schadeloosstelling en schadevergoeding heeft verzocht. Verzoeker, geboren in 1967, had een verzoekschrift ingediend op basis van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) na een periode van voorlopige hechtenis. Het verzoek om vergoeding van € 130,- voor schade door inverzekeringstelling en € 2.105,40 voor reis- en verblijfskosten werd door de rechtbank afgewezen. Tijdens de zitting op 9 april 2024 werd verzoeker vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. J.J.F. Stoffels, maar verzoeker zelf was niet aanwezig. De officier van justitie, mr. M.E.W.G. Stals, stelde dat er geen gronden van billijkheid waren voor toewijzing van het verzoek, aangezien verzoeker zich schuldig had gemaakt aan huisvredebreuk. De rechtbank oordeelde dat verzoeker zelf verantwoordelijk was voor de vrijheidsbeneming en dat er geen aanleiding was om een schadevergoeding toe te kennen. De rechtbank wees de verzoeken tot toekenning van een vergoeding af, en deze beslissing werd op 23 april 2024 gegeven door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in tegenwoordigheid van griffier J.H. Cornelissen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/111276-23
rk-nummers: 23-022793 en 23-022792
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 12 september 2023, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1967 te [geboorteplaats]
woonplaats kiezend ten kantore van mr. J.J.F. Stoffels op het adres: Gildelaan 1B 4761 BA Zevenbergen
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 130,-, € 130,-, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 2.105,40 € 2.105,40 te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,- dan wel € 680,- bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 10 augustus 2023;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 6 september 2022 in verzekering en in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie.
Op 9 april 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. M.E.W.G. Stals en mr. mr. J.J.F. Stoffels als gemachtigd advocaat van verzoeker, gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is door de advocaat aangevoerd dat er sprake is van een beleidssepot. Er kan op basis van het dossier niet gezegd worden dat de zaak onmiskenbaar tot een veroordeling had geleid. Er zitten namelijk tegenstrijdigheden in de verklaringen in het dossier waar onderzoek naar plaats had kunnen vinden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek om vergoeding moet worden afgewezen omdat er voor toewijzing geen gronden van billijkheid aanwezig zijn. Uit het procesdossier volgt onmiskenbaar dat verzoeker zich in elk geval schuldig heeft gemaakt huisvredebreuk.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend van
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank is van oordeel dat verzoeker de tegen hem gerezen verdenking en de daarop gevolgde vrijheidsbeneming aan zichzelf te wijten heeft gehad, zodat er geen gronden van billijkheid zijn een vergoeding voor geleden schade toe te kennen. Verzoeker heeft zelf de confrontatie met aangever opgezocht en is hem gevolgd tot in diens huis, waar een confrontatie plaatsvond. Ook merkt de rechtbank op dat de raadsman tijdens de OM-hoorzitting als afdoening een beleidssepot heeft gesuggereerd en dat ook verzoeker graag wilde dat de zaak zou worden geseponeerd. De officier van justitie heeft in dat gesprek aangegeven dat hij voldoende bewijs voor een veroordeling zag maar is tot het verzochte beleidssepot (door feiten en gevolgen getroffen) overgegaan aangezien hij zag wat het gebeurde met verzoeker deed.
Het verzoek tot toekennen van een vergoeding en daarmee ook het verzoek tot het toekennen van een forfaitaire vergoeding voor het indienen en de behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt daarom afgewezen.

3.De beslissing

De rechtbank wijst de verzoeken tot toekenning van een vergoeding af.
Deze beslissing is op 23 april 2024 gegeven door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in tegenwoordigheid van J.H. Cornelissen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 april 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).