ECLI:NL:RBZWB:2024:9473

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
RK23-025162
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning schadevergoeding op basis van artikel 530 Sv na vrijspraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 april 2024 uitspraak gedaan op een verzoekschrift tot schadevergoeding op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoekschrift was ingediend door een verzoeker die op 28 september 2023 door de kantonrechter was vrijgesproken. De verzoeker had kosten gemaakt voor rechtsbijstand en verzocht om vergoeding van deze kosten, inclusief een forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift. Tijdens de zitting op 9 april 2024 zijn zowel de officier van justitie, mr. M.E.W.G. Stals, als de gemachtigd advocaat van de verzoeker, mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden, gehoord. De verzoeker was niet verschenen, maar zijn advocaat heeft het verzoek toegelicht. De officier van justitie heeft aanvankelijk gesteld dat de zaak eenvoudig leek, maar later erkend dat het een bewerkelijke zaak was, en heeft verzocht om toewijzing van het verzoek.

De rechtbank heeft overwogen dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en dat de rechtbank bevoegd is om het verzoek te behandelen. Op basis van artikel 530 Sv kan een vergoeding worden toegekend voor gemaakte reis- en verblijfskosten, alsook voor de kosten van rechtsbijstand. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzochte bedrag van € 4.656,08 voor rechtsbijstand voldoende onderbouwd was en heeft dit bedrag toegewezen. Daarnaast is een bedrag van € 680,- toegekend voor de kosten van indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer. De totale schadevergoeding is vastgesteld op € 5.336,08, dat overgemaakt zal worden op naam van de Stichting Beheer Derdengelden Van de Luijtgaarden Advocaten B.V. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, J.H. Cornelissen, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 96/283083-21
rk-nummer: 23-025162
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 6 oktober 2023, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats]
woonplaats kiezend ten kantore van mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden op het adres: Bovendonk 11 A 4707 ZH Roosendaal
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 4.656.08, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,- dan wel € 680,- bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de aantekening van het mondelinge vonnis van de kantonrechter van 28 september 2024 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
  • de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie.
Op 9 april 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. M.E.W.G. Stals en mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden als gemachtigd advocaat van verzoeker, gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat verzoeker op 28 september 2023 door de kantonrechter is vrijgesproken. Verzoeker heeft kosten gemaakt voor de aan hem verleende rechtsbijstand en verzoekt deze aan hem te vergoeden, te vermeerderen met het bedrag aan forfaitaire vergoeding voor het opstellen, indienen en in raadkamer behandelen van het verzoekschrift.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat de zaak op het eerste oog een eenvoudige zaak leek, bij nader inzien is gebleken dat het een bewerkelijke zaak betreft. Het verzoekschrift dient dan ook te worden toegewezen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 4.656.08is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toekennen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,-toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 5.336,08‬, bestaande uit:
- € 4.656.08 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 680,- de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 5.336,08‬zal worden overgemaakt op [rekeningnummer]
ten name van Stichting Beheer Derdengelden Van de Luijtgaarden Advocaten B.V., onder vermelding van “20229820”.
Deze beslissing is op 23 april 2024 gegeven door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in tegenwoordigheid van J.H. Cornelissen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 april 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).