ECLI:NL:RBZWB:2024:9474

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
RK23-022776
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning schadevergoeding ex artikel 530 Sv voor reis- en verblijfskosten

Op 23 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoekschrift was ingediend op 12 september 2023 door verzoeker, vertegenwoordigd door mr. P. Susijn. Tijdens de behandeling in de raadkamer op 9 april 2024 waren de officier van justitie, mr. M.E.W.G. Stals, en de advocaat van verzoeker aanwezig. Verzoeker was niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker op 16 juni 2023 weer in het bezit was van zijn bromfiets, wat betekent dat de kosten die na deze datum zijn gemaakt, niet voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank heeft de kosten van rechtsbijstand en de kosten voor het indienen van het verzoekschrift beoordeeld en uiteindelijk een totaalbedrag van € 1.088,91 toegewezen aan verzoeker. Dit bedrag bestaat uit € 408,91 voor rechtsbijstand en € 680,- voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift. De rechtbank heeft het verzoek voor het overige afgewezen. De beslissing is genomen door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in aanwezigheid van griffier J.H. Cornelissen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk-nummer: 23-022776
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 12 september 2023, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 2004
woonplaats kiezende ten kantore van mr. P. Susijn op het adres: Tivolistraat 30 , 5017 HR Tilburg
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 490,59, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,- dan wel € 680,- bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • het e-mailbericht van 26 juli 2023 waaruit blijkt dat verzoeker op 16 juni 2023 bij de Domeinen Roerende Zaken een afspraak had ten behoeve van het ophalen van zijn beslag;
  • de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie.
Op 9 april 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. M.E.W.G. Stals en mr. P. Susijn als gemachtigd advocaat van verzoeker, gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat er namens verzoeker een klaagschrift beslag ex artikel 552a Sv was ingediend, welke heeft geleid tot de beslissing van de officier van justitie tot teruggave van het beslag. Het klaagschrift is op 22 mei 2023 ingediend, achteraf is gebleken dat op 31 mei 2023 is
besloten tot teruggave van het beslag. Die beslissing heeft de advocaat echter niet bereikt. De advocaat heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat de afrondende (noodzakelijke) werkzaamheden na teruggave toch plaats hadden gevonden, ook indien de advocaat eerder op de hoogte was geweest van de teruggave van het beslag.
De officier van justitie heeft in raadkamer gepersisteerd bij de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie waaruit volgt dat verzoeker op 16 juni 2023 weer feitelijk in het bezit was van de bromfiets,
waardoor het voor verzoeker duidelijk was - althans had kunnen zijn - dat er geen beslag meer rustte op de bromfiets. De gedeclareerde kosten na de datum van de teruggave van het beslag komen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank stelt uit het raadkamerdossier vast dat de bromfiets feitelijk op 16 juni 2023 aan verzoeker is teruggegeven. In het oordeel van de rechtbank is het billijk om na teruggave van het beslag een vergoeding voor 30 minuten aan (afrondende) werkzaamheden toe te kennen. De rechtbank zal dan ook een vergoeding toekennen van
€ 408,91.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en de behandeling van het verzoekschrift zal de rechtbank eenmaal het forfaitaire bedrag van
€ 680,-toekennen, aangezien beide verzoeken in één verzoekschrift aangebracht hadden kunnen worden.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 1.088,91‬, bestaande uit:
- € 408,91 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 680,- de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
wijst het verzoek voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
€ 1.088,91zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Woodrow Van de Kerkhof, onder vermelding van “23-022776”.
Deze beslissing is op 23 april 2024 gegeven door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in tegenwoordigheid van J.H. Cornelissen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 april 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).