ECLI:NL:RBZWB:2024:9475

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
RK23-029347
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake beslaglegging en teruggave van goederen

Op 23 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Klager, vertegenwoordigd door mr. A.J. Admiraal, had een klaagschrift ingediend tegen de inbeslagname van goederen die op 5 januari 2023 onder hem waren genomen. De officier van justitie, mr. M.E.W.G. Stals, heeft in de raadkamer verklaard dat de strafzaak tegen klager wegens onrechtmatige inzet van BOB-middelen is geëindigd met een sepot, en dat de goederen aan klager teruggegeven konden worden. Echter, klager heeft de goederen feitelijk niet teruggekregen, omdat er opnieuw beslag is gelegd in een andere strafzaak tegen hem. De rechtbank heeft vastgesteld dat het klaagschrift tijdig is ingediend, maar dat het beslag inmiddels is geëindigd en klager niet-ontvankelijk is in zijn beklag. De rechtbank kan niet oordelen over het opnieuw gelegde beslag, omdat niet duidelijk is waar dit heeft plaatsgevonden en of er sprake is van vervolging in die zaak. De officier van justitie moet klager hierover informeren, zodat hij weet waar hij een eventueel klaagschrift kan indienen. De beslissing is genomen door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in aanwezigheid van griffier J.H. Cornelissen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/045527-24
rk.nummer: 23-029347
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats]
woonplaats kiezend ten kantore van mr. A.J. Admiraal op het adres: Achillesstraat 79 1076 PX Amsterdam
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 5 januari 2023 onder klager in beslag is genomen: een pakket met 3 telefoons;
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 5 januari 2023 onder klager in beslag is genomen: een Apple Tablet;
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 5 januari 2023 onder klager in beslag is genomen: 5 Libara Simkaarten (hierna te noemen: de goederen);
  • het klaagschrift, ingediend op 27 november 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van het Openbaar Ministerie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Op 9 april 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. M.E.W.G. Stals en mr. M.Q. Zaat als waarnemend advocaat van mr A.J. Admiraal de gemachtigd advocaat van verzoeker, gehoord.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van de gelegde beslagen met last tot teruggave aan klager. Daartoe is aangevoerd dat er op 5 januari 2023 een aantal goederen onder klager in beslag zijn genomen. Op 17 mei 2023 is door het Openbaar Ministerie aan klager medegedeeld dat er tot teruggave van de goederen aan klager is besloten, echter is aan klager op 13 november 2023 medegedeeld dat het beslag na heroverweging gehandhaafd blijft. De feiten en omstandigheden die tot deze heroverweging hebben geleid zijn klager niet bekend, alsmede welke concrete strafvorderlijke belangen zich nog momenteeel tegen teruggave van het beslag aan klager verzetten. Klager stelt dat hij mocht vertrouwen op de toezegging tot teruggave en stelt dat de heroverweging een schending van het vertrouwenbeginsel oplevert. Daarbij is de voortduring het beslag niet (langer) verenigbaar is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat de strafzaak jegens klager wegens onrechtmatige inzet van BOB-middelen middels een sepot is geëindigd. Daarbij handhaaft de officier van justitie het standpunt van het Openbaar Ministerie van 17 mei 2023 dat de goederen aan klager terug gegeven kunnen worden. De officier van justitie deelt mee dat de goederen opnieuw in beslag zijn genomen in het kader van een andere strafzaak tegen klager.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift
Het klaagschrift is tijdig ingediend.
De rechtbank begrijpt dat het klaagschrift is ingesteld naar aanleiding van het beslag dat op grond van artikel 94 Sv is gelegd op 5 januari 2023 in de zaak met het kenmerk PL2000-20230038330. De rechtbank stelt vast dat dit beslag reeds is geëindigd nu uit het raadkamerdossier én het verhandelde in raadkamer is gebleken dat door of namens de officier van justitie in die zaak is besloten tot teruggave van de goederen aan klager. Dit leidt tot niet ontvankelijkheid van klager in zijn beklag in deze zaak.
Dat klager de goederen vervolgens feitelijk niet terug heeft gekregen en er inmiddels kennelijk opnieuw beslag op is gelegd in een andere zaak, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders. Over het na teruggave opnieuw gelegde beslag kan de rechtbank niet oordelen nu niet bekend is waar de beslaglegging heeft plaatsgevonden en of er sprake is van vervolging in die zaak. De officier van justitie zal daaromtrent aan klager zo snel mogelijk duidelijkheid moeten verschaffen, zodat klager weet tot welke rechtbank een eventueel klaagschrift tegen het voortduren van die beslaglegging gericht kan worden.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Deze beslissing is op 23 april 2024 gegeven door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in tegenwoordigheid van J.H. Cornelissen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 april 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).