ECLI:NL:RBZWB:2024:9481

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
RK24-002663
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen het bepalen en verwerken van het DNA-profiel gegrond

Op 28 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen het bevel tot afname van celmateriaal voor het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel. De veroordeelde had op 30 januari 2024 een bezwaarschrift ingediend, nadat hij op 28 november 2023 een strafbeschikking had ontvangen voor openlijk geweld, waarvoor hij een taakstraf van 100 uren was opgelegd. De veroordeelde had tegen deze strafbeschikking verzet ingesteld, wat betekende dat de beslissing nog niet onherroepelijk was. Tijdens de zitting op 14 maart 2024 werd aangevoerd dat het afnemen van DNA in strijd was met het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, zoals vastgelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De officier van justitie steunde het bezwaar, omdat de strafbeschikking niet onherroepelijk was. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde niet verplicht was om gehoor te geven aan het bevel tot afname van celmateriaal, aangezien de wettelijke vereiste van een onherroepelijke strafbeschikking niet was voldaan. De rechtbank verklaarde het bezwaar gegrond en beval de officier van justitie om het celmateriaal van de veroordeelde te vernietigen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/207728-23
rk-nummer: 24-002663
Beslissing op het bezwaarschrift ex artikel 7 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden(hierna te noemen de Wet), ingekomen ter griffie op 30 januari 2024 over het bevel tot afname van celmateriaal, van:
[veroordeelde]
geboren op [datum] 2001 te [plaats]
woonplaats kiezend ten kantore van mr. T. van Riel op het adres: Postbus 1030 4801 BA Breda
hierna te noemen: veroordeelde

1.De procedure

Op 14 maart 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. R. Jacobs, en mr. T. van Riel de advocaat van veroordeelde.
Namens veroordeelde is aangevoerd dat hij naar aanleiding van de opgelegde strafbeschikking van 28 november 2023 in de zaak met parketnummer 02/207728-23 een bevel tot afname van DNA-materiaal heeft ontvangen. Veroordeelde voert aan dat hij tegen de opgelegde strafbeschikking in verzet is gegaan en er een behandeling van de strafzaak door de politierechter zal volgen. Veroordeelde stelt dat er gronden zijn voor de toepassing van de uitzonderingsgrond als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b van de Wet DNA. Het feit betreft namelijk een incident waarbij er sprake was van een misverstand tussen een vriend van veroordeelde en een derde. Uit het reclasseringsrapport is gebleken dat het recidive risico laag is. Veroordeelde stelt daarnaast dat met het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel zijn recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer ex artikel 8 EVRM ernstig wordt geschonden. Gelet hierop is de opname van het DNA-profiel in de DNA-databank disproportioneel te achten. Veroordeelde verzoekt om het bezwaarschrift gegrond te verklaren.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat door aangehaalde redenen van de rechtbank, inhoudende dat de opgelegde strafbeschikking niet onherroepelijk is, het bezwaar gegrond moet worden verklaard.

2.De beoordeling

De officier van justitie heeft op 28 november 2023 middels een strafbeschikking aan veroordeelde opgelegd een taakstraf voor de duur van 100 uren voor het plegen van, kort gezegd, openlijk geweld.
Veroordeelde heeft op 15 december 2023 tegen deze beslissing verzet ingesteld, welk verzet voor behandeling staat gepland op de politierechterzitting van 25 maart 2024.
Naar aanleiding van de opgelegde strafbeschikking heeft de officier van een justitie op 15 december 2023 een bevel tot afname van celmateriaal gegeven ten behoeve van het bepalen en verwerken van het DNA-profiel van veroordeelde. Veroordeelde heeft op 18 januari 2024 celmateriaal afgestaan.
De rechtbank stelt vast dat bezwaarschrift tijdig en op de juiste wijze ingediend. Veroordeelde kan derhalve in het bezwaarschrift worden ontvangen.
Op grond van artikel 1, tweede lid van de Wet DNA wordt een veroordeelde als bedoeld in het eerste lid, onder c, van de Wet DNA voor de toepassing van deze wet gelijkgesteld aan een persoon aan wie bij onherroepelijke strafbeschikking een taakstraf is opgelegd.
De rechtbank stelt vast dat uit het raadkamerdossier is gebleken dat de opgelegde strafbeschikking niet onherroepelijk is omdat veroordeelde tegen de beslissing van de officier van justitie verzet heeft ingesteld. Daarbij is gebleken dat dit verzet zal worden behandeld op de politierechterzitting van 25 maart 2024.
De rechtbank is van oordeel dat nu er niet is voldaan aan de wettelijke vereiste van een onherroepelijke strafbeschikking veroordeelde niet verplicht was om gehoor te geven aan het bevel van de officier van justitie tot afname van celmateriaal ten behoeve van het bepalen en verwerken van het DNA-profiel van veroordeelde.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het bezwaar van veroordeelde gegrond moet worden verklaard en het celmateriaal van veroordeelde terstond moet worden vernietigd.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het bezwaar gegrond en
beveelt dat de officier van justitie ervoor zorg draagt dat het celmateriaal terstond wordt vernietigd.
Deze beslissing is op 28 maart 2024 gegeven door mr. E.G.F. Vliegenberg, rechter, in tegenwoordigheid van J.H. Cornelissen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing staan geen rechtsmiddelen open.