Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
2.De beoordeling
3.De beslissing
beveelt dat de officier van justitie ervoor zorg draagt dat het celmateriaal terstond wordt vernietigd.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 28 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen het bevel tot afname van celmateriaal voor het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel. De veroordeelde had op 30 januari 2024 een bezwaarschrift ingediend, nadat hij op 28 november 2023 een strafbeschikking had ontvangen voor openlijk geweld, waarvoor hij een taakstraf van 100 uren was opgelegd. De veroordeelde had tegen deze strafbeschikking verzet ingesteld, wat betekende dat de beslissing nog niet onherroepelijk was. Tijdens de zitting op 14 maart 2024 werd aangevoerd dat het afnemen van DNA in strijd was met het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, zoals vastgelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De officier van justitie steunde het bezwaar, omdat de strafbeschikking niet onherroepelijk was. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde niet verplicht was om gehoor te geven aan het bevel tot afname van celmateriaal, aangezien de wettelijke vereiste van een onherroepelijke strafbeschikking niet was voldaan. De rechtbank verklaarde het bezwaar gegrond en beval de officier van justitie om het celmateriaal van de veroordeelde te vernietigen.