ECLI:NL:RBZWB:2024:9485

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
RK23-014466 en 23-014465
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding voor ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 maart 2024 uitspraak gedaan op verzoekschriften van een verzoeker die schadevergoeding eiste voor ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. De verzoekschriften waren ingediend op basis van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. K.C.A.M. Oomen, stelde dat hij schade had geleden als gevolg van zijn inverzekeringstelling van 5 tot 7 april 2023. Hij vroeg om een vergoeding van € 390,00 voor de schade en daarnaast om een forfaitaire vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand.

Tijdens de zitting op 14 maart 2024 zijn zowel de officier van justitie, mr. R. Jacobs, als de advocaat van de verzoeker gehoord. De rechtbank overwoog dat de zaak was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, en dat de rechtbank bevoegd was om het verzoek in behandeling te nemen. De rechtbank stelde vast dat de verzoeker recht had op een schadevergoeding op basis van artikel 533 Sv, omdat hij niet was veroordeeld en zijn zaak was geseponeerd. Tevens werd vastgesteld dat de verzoeker recht had op een vergoeding voor de gemaakte reis- en verblijfkosten op basis van artikel 530 Sv.

De rechtbank kende een schadevergoeding toe van € 260,00 voor de twee dagen inverzekeringstelling en een bedrag van € 340,00 voor de kosten van het indienen van de verzoekschriften. De overige verzoeken werden afgewezen. De totale schadevergoeding van € 600,00 zal worden overgemaakt op naam van Stichting Beheer Derdengelden Oomen Strafrecht. De beslissing is openbaar gemaakt en er is informatie verstrekt over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/094123-23
rk-nummers: 23-014466 en 23-014465
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 8 juni 2022, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [datum] 1989 te [plaats]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. K.C.A.M. Oomen op het adres Juliana laan 1, 4819 AB Breda
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 390,00 € 390,00 voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 6 april 2023;
  • de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie.
Op 14 maart 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. R. Jacobs, en mr. K.C.A.M. Oomen als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Namens verzoeker is aangevoerd dat de strafzaak tegen hem is geseponeerd. Verzoeker stelt schade te hebben geleden als gevolg van de door hem ondergane inverzekeringstelling van 5 april 2023 tot en met 7 april 2023. Verzocht wordt om hem hiervoor een vergoeding toe te kennen ter hoogte van € 390,00. Voorts heeft verzoeker kosten voor rechtsbijstand gemaakt in het kader van dit verzoekschrift. Verzocht wordt om de forfaitaire vergoeding toe te kennen. In raadkamer heeft de advocaat zich gerefereerd aan de vergoeding voor 2 dagen inverzekeringstelling en afstand gedaan van de forfaitaire vergoeding voor de behandeling van het verzoekschrift in raadkamer.
De officier van justitie persisteert bij de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank stelt uit het verhandelde in raadkamer vast dat verzoeker
2 dagen in verzekering en/of voorlopige hechtenisheeft doorgebracht. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
De gevraagde dagvergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 260,00.
Voor de kosten verbonden aan de indiening van de verzoekschriften wordt het forfaitaire bedrag van
€ 340,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 260,00voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 340,00de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
wijst de verzoeken voor het overige af.
bepaalt dat een bedrag van
€ 600‬,00zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Oomen Strafrecht, onder vermelding van “23-014466 en 23-014465”
Deze beslissing is op 28 maart 2024 gegeven door mr. E.G.F. Vliegenberg, rechter, in tegenwoordigheid van J.H. Cornelissen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).