ECLI:NL:RBZWB:2024:9490

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 december 2024
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
C/02/424803 / FA RK 24-3337
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. D. Voorn
  • mr. A. Duerink-Bottinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en vaststelling informatieregeling in een omgangszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 december 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van de zorgregeling en de vaststelling van een informatieregeling tussen de man en de vrouw, die in een echtscheiding verwikkeld zijn. De man, wonende in [land], heeft verzocht om de bestaande zorgregeling, die in een ouderschapsplan van 10 januari 2013 was vastgelegd, te wijzigen. De vrouw, die de zorg voor de minderjarige [minderjarige] heeft, is het niet eens met de verzoeken van de man. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, aangezien de man na de scheiding naar [land] is verhuisd en er al geruime tijd geen contact meer is tussen de man en [minderjarige]. Tijdens de mondelinge behandeling is de mening van [minderjarige] gehoord, die aangaf geen behoefte te hebben aan contact met zijn vader. De rechtbank heeft geoordeeld dat het belangrijk is dat [minderjarige] contact heeft met beide ouders voor zijn identiteitsontwikkeling, en heeft een regeling vastgesteld waarbij de man en [minderjarige] recht hebben op omgang, met inachtneming van het tempo en de mogelijkheden van [minderjarige]. Tevens is bepaald dat de vrouw de man eenmaal per kwartaal schriftelijk moet informeren over belangrijke gebeurtenissen rondom [minderjarige]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/424803 / FA RK 24-3337
datum uitspraak: 27 december 2024
beschikking over wijziging zorgregeling en vaststelling informatieregeling
in de zaak van
[de man] ,
hierna: de man,
wonende in [land] ,
advocaat: mr. T.C. Cooman in De Meern,
tegen
[de vrouw] ,
hierna: de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. R.A. Remport Urban in Linne,
over de minderjarige:
-
[minderjarige] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2011.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
- het op 17 juli 2024 ontvangen verzoek, met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. Remport Urban van 3 november 2024, met bijlage;
- de brief van mr. Cooman van 18 november 2024, met bijlagen.
1.2
De verzoeken zijn mondeling behandeld op 22 november 2024. Bij die behandeling zijn gekomen partijen, met hun advocaten. Ook was een vertegenwoordiger aanwezig namens de Raad.
1.3
De kinderrechter heeft [minderjarige] om zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest.
2.2
Tijdens het huwelijk van partijen is [minderjarige] geboren.
2.3
Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van [datum 1] 2013 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en deze beschikking is op [datum 2] 2013 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand die daarvoor zijn bedoeld.
2.4
In het door partijen op 10 januari 2013 ondertekende ouderschapsplan, welk ouderschapsplan is bekrachtigd in de beschikking van [datum 1] 2013, zijn partijen een zorgregeling overeengekomen die inhoudt dat er ieder weekend van vrijdagavond tot zondagavond omgang tussen de man en [minderjarige] plaatsvindt.
2.5
Bij beschikking van 12 mei 2017 heeft de rechtbank de vrouw belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] .
2.6
[minderjarige] verblijft bij de vrouw.
2.7
De man heeft de Marokkaanse nationaliteit, de vrouw de Nederlandse.

3.De verzoeken en de standpunten

3.1
De man verzoekt bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- ( al dan niet na benoeming van een bijzondere curator en/of raadsonderzoek) de zorgregeling zoals vervat in het ouderschapsplan van 10 januari 2013 te wijzigen in die zin dat het minderjarig kind van partijen, [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2011 te [geboorteplaats] in opbouw (al dan niet op advies/instructie van in te schakelen hulpverlening/professionals) contact met zijn vader zal hebben wanneer vader in Nederland is (te beginnen met bijvoorbeeld het sturen van een kaartje, een WhatsApp bericht, het voeren van een telefoontje, videobellen), om te komen tot begeleid omgang leidend naar onbegeleid contact), althans een zodanige contact- c.q. zorgregeling vast te stellen die de rechtbank in het belang van [minderjarige] voornoemd vermeent te behoren;
- te bepalen dat de moeder de vader een keer per kwartaal dient te informeren per email over de ontwikkeling, gezondheid, schoolgang en vrijetijdsbesteding van [minderjarige] , met toezending van een recente herkenbare foto van [minderjarige] en (indien voorhanden) het schoolrapport en/of overige documenten, althans een zodanige informatieregeling die de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren.
3.2
De vrouw is het niet eens met de verzoeken van de man en verzoekt deze verzoeken
af te wijzen.
3.3
Op de standpunten van alle betrokkenen wordt, voor zover nodig om de verzoeken te beoordelen, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
De Nederlandse rechter is bevoegd van het verzoek kennis te nemen, omdat [minderjarige] zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Omdat de Nederlandse rechter bevoegd is, is op het verzoek het Nederlands recht van toepassing.
4.2
[minderjarige] heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter verteld dat het goed met hem gaat. Hij geeft zijn leven een 10. Hij heeft het naar zijn zin op school, hij zit in de eerste klas, en daarnaast voetbalt en gamet hij graag. Zijn moeder zorgt goed voor hem en hij heeft een stiefvader en twee kleine broertjes waar hij veel mee speelt. [minderjarige] heeft ook verteld dat hij geen behoefte heeft aan contact met zijn biologische vader. Hij had niet verwacht dat zijn biologische vader nog contact op zou nemen. [minderjarige] schrikt er ook een beetje van, zijn biologische vader heeft hem heel lang genegeerd. Hij heeft zijn biologische vader een jaar geleden in [land] gezien en dacht dat toen het contact weer zou starten, maar dat is toen niet gebeurd. Als hij zou mogen kiezen, dan zou hij een “zorgvolle” vader willen, iemand die net als zijn stiefvader leuke dingen met hem doet, bijvoorbeeld samen boodschappen doen. Omdat zijn biologische vader in het buitenland woont zou hij dan in plaats daarvan veel moeten bellen en regelmatig berichten moeten sturen. Misschien zou [minderjarige] nog wel contact met zijn biologische vader willen als er iemand bij is die het contact kan begeleiden, 1 op 1 wil [minderjarige] niet. [minderjarige] twijfelt daar wel over, hij is niet alleen teleurgesteld, maar hij vindt het ook een beetje spannend misschien.
4.3
Door en namens de man wordt in het verzoekschrift en tijdens de mondelinge behandeling het navolgende aangevoerd. Partijen zijn in mei 2013 gescheiden. In het ouderschapsplan van 10 januari 2013 hebben zij de afspraak neergelegd dat de man ieder weekend omgang heeft met [minderjarige] bij hem thuis van vrijdagavond tot zondagavond. Op [datum 2] 2013 is de verblijfsvergunning van de man ingetrokken en op 2 februari 2014 is hij naar [land] uitgezet. De man heeft nog geprobeerd een verblijfsvergunning aan te vragen met als doel “verblijf bij [minderjarige] als referent”, maar dat is niet gehonoreerd. Momenteel heeft de man al langere tijd geen contact meer met de vrouw en [minderjarige] . De man komt regelmatig naar Nederland voor zijn werk. Er is sprake van een wijziging van omstandigheden nu de man niet meer in Nederland woont. Op basis daarvan kan de omgangsregeling worden gewijzigd. De man heeft de vrouw verzocht in te stemmen met een wijziging van de omgangsregeling maar de vrouw wil hier niet aan meewerken. Zij stelt dat [minderjarige] geen contact met zijn vader wil. De man verzoekt een bijzondere curator te benoemen of een raadsonderzoek te gelasten zodat kan worden beoordeeld of omgang tussen [minderjarige] en de man in zijn belang is. Ook verzoekt de man een informatieregeling vast te leggen nu hij van de vrouw geen informatie over [minderjarige] ontvangt.
4.4
Door en namens de vrouw wordt tijdens de mondelinge behandeling het navolgende aangevoerd. De vrouw staat contact tussen [minderjarige] en de man niet in de weg. Maar [minderjarige] wil geen contact met zijn vader. Afgelopen maart was [minderjarige] in [land] voor een begrafenis en daar heeft hij zijn vader gezien. Zijn vader deed echter alsof hij hem niet kende en daar heeft [minderjarige] heel veel last van gehad. De vrouw heeft vaak genoeg tegen [minderjarige] gezegd dat hij contact moet opnemen met zijn vader. Ze heeft daar heel vaak toe gestimuleerd maar [minderjarige] wil dit niet. Hij is daar duidelijk in. In het voorjaar van 2024 heeft de vrouw Centrum Jeugd en Gezin ingeschakeld omdat [minderjarige] signalen gaf dat hij interesse heeft in zijn vader. De vrouw weet niet hoe ze dit proces moet aanpakken. De vrouw staat open voor het faciliteren van contact tussen [minderjarige] en de man, maar dat moet wel op het tempo van [minderjarige] gebeuren. [minderjarige] mag niet ergens toe gedwongen worden wat hij niet wil. De vrouw is niet bereid om de man rechtstreeks te informeren over [minderjarige] . Daarvoor is er teveel gebeurd tussen de ouders. Wel is de vrouw bereid om de advocaat van de man eenmaal per kwartaal een e-mail te sturen met informatie over [minderjarige] .
4.5
De Raad verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat [minderjarige] in een onzekere situatie terecht is gekomen nu zijn vader contact met hem wil. Zijn vader was jarenlang uit beeld en die situatie was voor [minderjarige] duidelijk. Nu valt deze duidelijkheid voor hem weg en dat kan verwarring opleveren. Voor zijn identiteitsontwikkeling heeft [minderjarige] wel beide ouders nodig. Het is belangrijk dat hij zich een positief en neutraal beeld van zijn vader kan vormen. De Raad vindt het belangrijk dat er vanuit de man een handreiking komt naar [minderjarige] . De man zou kunnen beginnen met het sturen van een kaartje naar [minderjarige] waarin hij ook wat meer over zichzelf vertelt. Ook het CJG kan (opnieuw) door partijen worden benaderd om het één en ander in gang te zetten waarbij het tempo van [minderjarige] leidend is. Het is belangrijk dat in dit traject eerst gesproken wordt met [minderjarige] om te kijken wat hij nodig heeft en wat hij aan kan. Het is ook belangrijk dat [minderjarige] een vorm van psycho-educatie wordt aangeboden zodat hij leert over het belang van het hebben van contact met beide ouders. Het zou goed zijn dat [minderjarige] kan toewerken naar een gesprek met zijn vader, zodat hij zijn beeld over hem kan neutraliseren.
Verandering omgangsregeling
4.6
In artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) staat dat een omgangsregeling die door de rechtbank is bepaald of door de ouders is afgesproken, kan worden veranderd. Dat kan als de omstandigheden zijn veranderd na de beslissing van de rechtbank of na de afspraken van de ouders. Dit kan ook als bij de beslissing van de rechtbank van verkeerde of onvolledige gegevens is uitgegaan.
4.7
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden nu de man na het sluiten van het ouderschapsplan verhuisd is naar [land] . De man is dan ook ontvankelijk in zijn verzoek tot wijziging van de omgangsregeling.
4.8
De rechtbank stelt voorop dat het voor de identiteitsontwikkeling van [minderjarige] belangrijk is dat hij contact heeft met zijn beide ouders. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het belangrijk is dat het contact tussen de man en [minderjarige] weer tot stand komt. De rechtbank ziet ook geen contra-indicaties die maken dat omgang niet zou kunnen plaatsvinden.
4.9
Er vindt alleen al jaren geen contact meer plaats tussen de man en [minderjarige] . Het tempo en de mogelijkheden van [minderjarige] moeten daarom gevolgd worden. Het contact moet ook worden opgebouwd. De man kan zich daar ook in vinden, zoals hij heeft toegelicht in zijn verzoekschrift en ook tijdens de mondelinge behandeling. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de vrouw zich heeft gewend tot het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) voor advies en begeleiding in het traject van contactherstel tussen de man en [minderjarige] . Het is belangrijk dat de opbouw van het contact tussen de man en [minderjarige] door hen begeleid gaat worden. Waar nodig kunnen zij ook eventueel nadere hulpverlening inschakelen voor [minderjarige] . De rechtbank kan zich voorstellen dat er wordt gestart met het sturen van een kaartje door de man aan [minderjarige] . En dat daarna wordt beoordeeld wat de volgende stap kan zijn. De rechtbank gaat ervanuit dat partijen zich in het belang van [minderjarige] zullen wenden tot het CJG om het contactherstel tussen de man en [minderjarige] op een verantwoorde manier in te vullen.
4.1
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank het verzoek van de man tot wijziging van de omgangsregeling op onderstaande wijze zal toewijzen.
Informatieregeling
4.11
In artikel 1:377b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) staat dat de ouder met gezag over een kind informatie moet geven aan de ouder zonder gezag over het kind over hoe het met het kind gaat. Het gaat om informatie over belangrijke zaken over de persoon en het vermogen van het kind. Ook moet de ouder die het gezag over een kind heeft de ouder die geen gezag heeft, raadplegen bij beslissingen die hij of zij over het kind neemt. Dat kan ook met de hulp van een tussenpersoon. De rechtbank kan op verzoek van een ouder over dit onderwerp een regeling vaststellen.
4.12
Tijdens de mondelinge behandeling zijn partijen overeengekomen dat de vrouw de advocaat van de man één keer per kwartaal een e-mail zal sturen met informatie over belangrijke gebeurtenissen rondom [minderjarige] . Hierbij dient te worden gedacht aan informatie over zijn schoolprestaties, gezondheid, doktersbezoeken, medische behandelingen, medicijngebruik, hobby’s en activiteiten, waarbij ook kopieën van schoolrapporten en een goed lijkende foto van [minderjarige] worden gegeven. De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van de advocaat van de vrouw dat het verstrekken van een foto van [minderjarige] valt onder de werking van de Verordening 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en dat daarvoor de toestemming van [minderjarige] nodig is. Voornoemde verordening is hier niet van toepassing, nu verwerking van persoonsgegevens niet omvat het verstrekken van een foto op grond van een informatieregeling op grond van artikel 1:377b BW.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.13
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1
verandert de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van [datum 1] 2013 en het daarin bekrachtigde ouderschapsplan voor zover deze zien op de zorgregeling en bepaalt dat de man en [minderjarige] recht hebben op omgang met elkaar op de wijze zoals in rechtsoverweging 4.9 is omschreven;
5.2
bepaalt dat de vrouw de man uiterlijk eenmaal per kwartaal schriftelijk informeert over belangrijke gebeurtenissen rondom [minderjarige] , waarbij informatie wordt gegeven over zijn schoolprestaties, gezondheid, doktersbezoeken, medische behandelingen, medicijngebruik, hobby’s en activiteiten, waarbij ook kopieën van schoolrapporten en een goed lijkende foto van [minderjarige] worden gegeven, een en ander zoals nader omschreven in rechtsoverweging 4.12;
5.3
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. voorn en in het openbaar uitgesproken op 27 december 2024 in aanwezigheid van mr. duerink-Bottinga, griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.